Graf waarin de dode is bijgezet in de uitgeholde helft van een boomstam.
Dit gebruik is typisch voor de Vroege en Midden-Bronstijd van Noordwest-Europa. De boomstam is in de lengte gespleten en de helften zijn uitgehold door schroeien en hakken. De halfronde boomkist is vastgezet met stenen of plaggen. Soms ook met een houten 'raamwerk' als in het centrale graf van grafheuvel I in Annertol of in een nabijzetting van een grafheuvel te Elp. Boomkisten komen voor in centrale heuvelgraven, nabijzettingen en vlakgraven. Er zijn voor Drenthe geen aanwijzingen dat de andere helft van de boom als deksel is gebruikt, zoals dat in Denemarken gebeurde. Voorbeelden uit Engeland en Denemarken tonen dat de dode in de boomkist op huiden of wollen dekens kan liggen. Het gebruik van boomkisten begint met de overgang van begraven in gehurkte ligging naar gestrekte ligging op de rug. De meeste bevatten inhumaties. Ook gecremeerde resten kunnen in boomkisten zijn begraven, de zgn. brandskeletgraven.
Boomkisten verdwijnen met de Late Bronstijd wanneer het cremeren van lijken algemeen ingang vindt. In de Vroege Middeleeuwen is het gebruik van boomkisten voor begravingen opnieuw korte tijd gangbaar.