(Utrecht 1786 - Utrecht 1858)
Gouverneur van Drenthe, 1832-1839. Na verschillende ambtelijke functies in Utrecht, waar zijn vader burgemeester was, te hebben bekleed, ging hij in 1817 werken als departementaal ambtenaar bij Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. In 1824 verhuisde hij naar Binnenlandse Zaken, waar hij bleef tot hij, na een conflict met de minister, in 1832 tot Gouverneur in Drenthe werd benoemd. Hij heeft belangrijke initiatieven ontplooid voor de ontsluiting van Drenthe: de plannen voor het Oranjekanaal, de Verlengde Hoogeveensche vaart en het Noord-Willemskanaal dateren uit zijn tijd. Ook de scheiding van de marken vond hij belangrijk voor de ontginning. In 1840 trad hij in dezelfde functie in Noord-Holland.