De heilige(n) aan wie de bescherming van de kerk bij haar wijding is toevertrouwd en tot wiens of wier ere de kerk haar naam ontvangt. Ook: patroonheilige. In de christelijke kerk sinds de 4e- 5e eeuw gebruikelijk.
Veelal werd een heilige gekozen van wie men een reliek bezat. Ook wel volgde het verwerven van een reliek op de keuze van de patroonheilige. Behalve kerken zijn kapellen, altaren en klokken aan heiligen gewijd, later ook geestelijke orden, broederschappen etc. In de regel wijdde men het hoofdaltaar aan de patroonheilige van de kerk.
Bij een nieuwe wijding, bijv. na herbouw, kan verandering van patroonheilige optreden. Dubbelpatrocinia komen voor, hetzij sinds de eerste wijding (vooral vaste combinaties: Fabianus en Sebastianus, Cosmas en Damianus), hetzij naderhand door toevoeging van een tweede heilige. Voorbeelden van wijziging zijn de kerk van Ruinen die eerst als abdijkerk aan Maria was gewijd en later als parochiekerk aan Johannes de Evangelist, en de kerk van Meppel, die tot 1459 aan Maria en Johannes de Doper was gewijd en nadien aan Maria, Petrus en Paulus.
Als patrocinia worden aanvankelijk vooral engelen (Michaël), de H.Maagd Maria, apostelen en andere vroege martelaren gekozen. Ook een wijding aan geloofsmysteriën (de H.Drievuldigheid, het H.Kruis, later het H.Hart van Jezus, Maria ten Hemelopneming) komt voor, zij het in Drenthe zelden. De keuze kan zijn bepaald door de landsheer, de hogere of lagere adel, de bisschop of een kloosterorde, wanneer deze een beslissend aandeel in de stichting van een kerk hadden. Tijdens en na de kruistochten namen de 'Oosterse' patrocinia (Catharina, George, Nicolaas) sterk in aantal toe.
Voor de na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie (1853) in Noord-Nederland gebouwde rooms-katholieke kerken viel de keuze dikwijls op de missionarissen Willibrordus en Bonifatius. In Drenthe neemt Maria onder de patrocinia de eerste plaats in: de kerken van Eelde (samen met Gangulfus), Gasselte, Gieten, Meppel (samen met andere heiligen), Nijeveen (samen met Barbara) en aanvankelijk Ruinen waren aan haar gewijd. In vergelijking met andere provincies zijn weinig apostelen als patroonheilige gekozen: wij tellen slechts Jacobus (maior?) in Roderwolde, Johannes in Ruinen en Petrus en Paulus in Meppel. Zij worden voorbijgestreefd door Johannes de Doper in Koekange, Peize en Vledder. Voorts treffen we Nicolaas aan in Dwingeloo en Wapserveen, Pancratius in Diever en Emmen. Vrouwelijke heiligen werden gekozen in Norg (Margaretha) en Ruinerwold (Maria Magdalena). De kerken van Beilen en Borger werden gewijd aan de missionaris Willibrord, de kerk van Vries aan Bonifatius.
Niet alle patrocinia in Drenthe zijn bekend. Anderzijds heeft de Reformatie in veel plaatsen geen breuk betekend. Vaak bleef de naam van de heilige in de aanduiding van de jaarmarkt bestaan (bijv. de Margarethamarkt in Norg). Onder de voet van de in 1627 gekochte avondmaalsbeker van Norg was de naam van de patroonheilige gegraveerd. Tegenwoordig wordt het oude, dikwijls hervonden patrocinium veelvuldig gebruikt om de identiteit van kerk en dorp te accentueren (bijv. Sint Magnus in Anloo). Soms gaat men daarbij wel eens lichtvaardig te werk, zoals in Rolde, waar de naam Jacobuskerk op onjuiste gronden ingang vond, terwijl de kerk aan Cosmas en Damianus is gewijd.
Aanwijzingen voor het patrocinium van kerk of altaar kunnen worden gevonden in stichtingsoorkonden, schenkingsakten, koopcontracten, testamenten, kerk- en priesterzegels, kerkenrekeningen, beschrijvingen van kerkenland, visitatieberichten, klokopschriften enz. Vaak zijn twee van elkaar onafhankelijke berichten noodzakelijk. Een overzicht van alle in 1998 bekende patrocinia geeft Bakker in Bijlage 2 van zijn hieronder te vermelden artikel. [De Olde]