Tot voor kort bestaande organisatie belast met beheerstaak op het gebied van de kwaliteit van oppervlaktewater. Het Zuiveringsschap Drenthe werd op 1 januari 2000 opgeheven. De waterkwaliteitstaak in Drenthe is daarna opgegaan in de vier waterschappen die vanaf deze datum zowel het kwantiteits- als het kwaliteitsbeheer uitvoeren (zogenaamde all-in waterschappen). Eén van de redenen om het waterkwanteits- en waterkwaliteitsbeheer samen te voegen, was het feit dat een meer integrale benadering van water tot een meer duurzaam en doelmatig waterbeheer leidt.
Het Zuiveringsschap Drenthe richtte zich op de waterkwaliteit van wateren in zowel het stedelijk gebied, gebieden met de functie landbouw als ook de wateren in natuurgebieden. In het stedelijk gebied was er aandacht voor het terugdringen van effecten van riooloverstorten. Dit betrof het doen van aanpassingen in het rioleringsstelsel, zodat bij hevige buien water uit het riool niet op het oppervlaktewater, zoals stadsvijvers, komt. Gebeurt dit wel dan kan het bijv. leiden tot vissterfte. In de landbouwomgeving was er aandacht voor het handhaven van een algemene waterkwaliteit. Een voorbeeld van een maatregel hier is het instellen van spuitvrije zones, die de afspoeling van meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater beperken.
Voor wateren in natuurgebieden zoals beken, vennen en meren, zandwinplassen met een zogenaamde specifiek ecologische functie werden door het zuiveringsschap normen uitgewerkt.
Een specifiek taak van het zuiveringsschap vormde verder de zwemwaterkwaliteit in zwemwater, zoals recreatieplassen. In de zomerperiode werden alle zwemwateren onderzocht op onder meer het voorkomen van blauwalgen. Sommige van deze algen scheiden giftige stoffen af die tot jeuk kunnen leiden, maar bij het inslikken van water ook tot maag- en darmproblemen.
Een met al deze activiteiten verband houdende belangrijke taak betrof de monitoring van oppervlaktewateren. Zowel de waterkwaliteit als de biologische kwaliteit van oppervlaktewateren werd in beeld gebracht om zo de veranderingen in waterkwaliteit te kunnen volgen en waar nodig in te kunnen grijpen. Het meetnet van het zuiveringsschap bestond enerzijds uit een aantal hoofdpunten zoals grotere kanalen waar frequent (meerdere malen per jaar) de waterkwaliteit werd bekeken. Daarnaast omvatte het punten die eens in de zoveel jaar werden bemonsterd. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de vennen, waar het volgen van ontwikkelingen in de tijd minder eisen aan de meetfrequentie stelt.