Titel van de priester aan wie onder de leiding van de nuntius het bestuur over de kerk was toevertrouwd.
Tot 1853, het jaar waarin de Bisschoppelijke Hiërarchie werd hersteld, waren er geen bisschoppen in Noord-Nederland, en ook geen officiële parochies. Die werden 'staties' genoemd. Het werk dat normaal gesproken een bisschop doet, toezicht houden, werd gedaan door zeven zogenaamde aartspriesters. De aartspriester voerde het bestuur over zijn ambtsgebied zoals een bisschop, maar had niet het recht om de sacramenten priesterwijding en vormsel toe te dienen. Voor Drenthe waren de aartspriesters voor Salland en Drenthe, die in Zwolle woonden, van belang. Belangrijk voor Drenthe waren de aartspriesters Joannes Henricus Muller en Henricus Van Kessel.