(Meppel 1817 - Groningen 1889) Medicus.
Voltooide in 1840 de medicijnenstudie aan de universiteit van Groningen. Van 1866-1869 inspecteur voor het geneeskundig staatstoezigt voor de provinciën Overijssel en Drenthe. De inspecteur nam de plaats in van de in 1865 ontbonden Provinciale Drentse Geneeskundige Commissie (1824-1865).
Als inspecteur had hij de opdracht jaarlijks schriftelijk verslag te doen van de stand van zaken op het gebied van de gezondheid. Hij spande zich in om de gezondheidstoestand van de minder gegoeden te verbeteren door middel van overheidsmaatregelen tegen armoede en vervuiling. Spoedig na zijn aantreden als inspecteur kreeg hij in Drenthe te maken met een cholera-epidemie (1866), met een tyfusepidemie (1870) en met het uitbreken van een pokkenepidemie in de jaren daarna. Ali Cohen spande zich enorm in om op diverse manieren aan voldoende verse koepokentstof te komen. Ondanks het feit dat dit hem lukte, werden toch lang niet alle Drentse kinderen gevaccineerd, maar dit was te wijten aan de laksheid van de gemeentebesturen in die tijd.
In 1869 keerde Ali Cohen weer terug naar zijn geliefde Groningen, waar hij eveneens inspecteur voor het geneeskundig staatstoezigt werd, maar nu voor de provincies Groningen en Friesland. In Groningen, waar hij op de inwendige afdeling van prof. Baart de la Faille werkte, behoorde hij al snel tot de intellectuele elite.
Als jood heeft hij zich zijn leven lang ingespannen voor de sociale en politieke emancipatie van de joden. Was Ali Cohen als belezen en romantisch geïnspireerd intellectueel tot ongeveer 1845 vooral voorbestemd voor de intellectuele stand, daarna werd hij praktischer en politieker (liberaal). Hij behoorde tot de zogenaamde hygiënisten, voor wie de bestrijding van de onverantwoordelijke verwaarlozing van de openbare hygiëne in de stad - oorzaak van veel besmettelijke ziekten - een doel in hun leven werd. Ali Cohen was onder meer de drijfveer achter de tonnetjesophaaldienst met de faecaliënkar van de gemeente Groningen.