Kerkelijk en wereldlijk heer van Drenthe.
Koning Hendrik II schonk in 1024 aan bisschop Adalbold de grafelijkheid in Drenthe, die pas in 1046 geëffectueerd werd. Voor de bestuurlijke organisatie (dingspels) gebruikte de bisschop de reeds bestaande kerkelijke indeling (kerspels). Aanvankelijk kwam hij eens in de vier jaar zelf naar Drenthe om recht te spreken, maar later liet hij dit alle jaren over aan de deken (de seend) en de schout (het ding).
Omstreeks 1141 gaf bisschop Hartbert van Bierum zijn broers Leffard en Ludolf het burggraafschap in Groningen (prefect) en in Coevorden (kastelein) als erfelijk leen. Rivaliteit onder hun opvolgers leidde tot veel oorlogsgeweld, waarin de Drenten soms met en soms tegen de bisschop streden. Het dieptepunt was de slag bij Ane in 1227, waar bisschop Otto II van Lippe in zijn strijd tegen de kastelein van Coevorden en de Drenten in het moeras omkwam.
Bisschop Frederik van Blankenheim (1393-1423) wist zijn gezag te herstellen en verving de kastelein door een ambtman of drost. In dezelfde tijd liet hij het Drentse Landrecht optekenen. In 1522 moest hij de grafelijkheid aan hertog Karel van Gelre overdragen.