Subklasse van de nederzettingsnamen.
Het oudste Drentse voorbeeld is Huninguhus uit 1181, gevormd uit de mannennaam Huno, het achtervoegsel -ing en -huis. Het in het middeleeuwse Drenthe buitengewoon productieve achtervoegsel -ing had oorspronkelijk alleen de functie het behoren bij een persoon of een groep personen uit te drukken (zoals in het geciteerde geval bij een zekere Huno), maar werd gaandeweg ook achter andersoortige basiswoorden gebruikt (Middendorp-inghe, Brink-inghe). Zodoende ontstond een groot aantal middeleeuwse boerderijnamen op -ing(h)(e), die trouwens vaak tevens als achternamen van de bezitter/gebruiker van de boerderij fungeerden (familienamen). Andere typen boerderijnamen (ten Broke, Loehofstede, de Potthof, Vosse-serve, Steenhuus) waren toen ten opzichte van het -ing(h)(e)-type duidelijk in de minderheid.
Sommige boerderijnamen avanceerden met de boerderij zelf tot namen van havezaten of gehuchten (zie: nederzettingsnamen). Na de Middeleeuwen werden boerderijnamen allengs minder gebruikelijk; later deels ook overbodig door de introductie van straatnamen en huisnummers. Een niet gering aantal van de hedendaagse namen is gelijk aan een middeleeuwse voorganger of refereert bewust aan geschiedenis en landschap (Olde Stee, Vossenhol, Veltkamp). De meerderheid is echter weinig karakteristiek, deels zelfs modieus (Aurora, Constancehoeve, Veldzicht, Welgelegen).