Begrip

Boswachterij

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Kalb

Onderdeel van een houtvesterij, waarover een boswachter is aangesteld die is belast met het dagelijks toezicht over zijn gebied en verantwoordelijk voor alle beheersmaatregelen nodig voor de gezonde groei en ontwikkeling van het bos.

Boswachters dienden de middelbare Bosbouw- en Cultuurtechnische School, tegenwoordig Larenstein, te Velp doorlopen te hebben. De Drentse Staatsboswachterijen hebben een grootte van 1000 tot 1500 ha. Deze omvang biedt een ploeg veldmedewerkers het hele jaar door werk: planten, zuiveren, bomen vellen, onkruid bestrijden, onderhoud watergangen etc. Kenmerkend is het patroon van bosvakken, ter grootte van 300 x 300 meter en door zand- en keienwegen van elkaar gescheiden. De hoofdontsluitingsweg werd aangelegd met veldkeien, die bij het ploegen en spitten van de heide uit de bodem naar boven kwamen. Het verzamelen ervan leverde de flintendelvers indertijd een karig inkomen.

Boswachterijen bestaan er sinds het begin van de 20e eeuw, toen bebossing van stuifzanden en heidevelden in Drenthe van staatswege werd aangepakt. Naarmate er meer heide bebost werd, tussen 1916 en 1950, groeide het aantal boswachterijen naar zestien. Na een reorganisatie, waarin bosbeheer en natuurbeheer geïntegreerd zijn, worden zowel de organisatieonderdelen van bos- als die van natuurbeheer aangeduid met de term beheerseenheid (bijv. Beheerseenheid Bargerveen, - Gieten-Borger). Maar in het spraakgebruik is 'boswachterij' nog springlevend en ook alle topografische kaarten vermelden de boswachterijen met naam. De volgende opsomming van namen geeft tevens de tijdsvolgorde aan, waarin de boswachterijen werden ingesteld: Dwingeloo, Emmen, Appelscha, Exloo/Odoorn, Gieten, Gees, Schoonloo, Grolloo, Smilde, Sleenerzand, Borger, Hooghalen, Ruinen, Norg, Zeijen en Vledderveld.

De functie van boswachter heeft na WO II een belangrijke verandering ondergaan. Belast met de algehele leiding van een boswachterij, werden de taken allengs zwaarder; de naam werd gewijzigd in bosbouwkundig (hoofd)ambtenaar. Deze werd in zijn werk gesteund door een opzichter, belast met uitvoerende werkzaamheden en toezicht op het personeel. Met de groei van het recreatieve gebruik van bossen en natuurterreinen in de periode 1960-1980, ontstond grote behoefte aan een speciale functionaris voor toezicht op en begeleiding van al die bezoekers. De surveillancetaak ontwikkelde zich naar een brede gastheerfunctie, die met boswachter werd aangeduid. Deze boswachter is voor het publiek de kenner van alles wat leeft en bloeit in de natuur. [Kalb]

Literatuur

  • Lit.: J. Buis en J.P. Verkaik, Staatsbosbeheer, 100 jaar werken aan groen Nederland (Driebergen 1999)
  • J. Kalb en R. Sinke, 'De bossen van midden- en zuidoost-Drenthe', in: Van Rottum tot Reest, natuurgebieden in Groningen en Drenthe (Assen 1999).