Georganiseerde brandbestrijding.
In de Middeleeuwen vond het blussen van brand plaats door het uitstorten van water met behulp van emmers en door het omhalen van huizen met behulp van omhaalhaken en touwen. Later werden aan het brandblusmaterieel ladders en zeilen toegevoegd. Een eerste mechanisatie was de brandspuit, die in de 17e eeuw werd uitgevonden, maar in Drenthe pas in de 18e eeuw werd gebruikt. Het garnizoen in Coevorden bleek in 1737 over een brandspuit te beschikken, Hoogeveen kocht in 1755 een brandspuit, wees brandmeesters aan en nam een beheerder van de brandspuit aan, die lulleman heette. Assen kocht in 1759 een brandspuit.
In de 19e eeuw kwam de stoomspuit tot ontwikkeling. Halverwege die eeuw had Assen drie brandspuiten, die gestald werden in huisjes verspreid over de gemeente.
In de 20e eeuw nam daar het gebruik van auto's de snelheid en efficiency van de brandbestrijding sterk toe. De beschikbaarheid van voldoende geld bepaalde wanneer een gemeente kon overgaan tot de aanschaf. Beilen kocht een autobrandspuit in 1924, Assen in 1928, maar Coevorden moest nog wachten tot in de oorlogsjaren.
Gezien de grote risico's van vuur stelde het Drentse landrecht de doodstraf op brandstichting. De overheid maakte strenge voorschriften op het gebruik van open vuur. Niettemin kende Drenthe in het verleden een aantal grote branden die veel schade toebrachten. In Assen brandde in 1676 een aantal van de regeringsgebouwen aan de Brink af. Beilen werd in 1820 door een grote brand geteisterd die vrijwel het gehele dorp verwoestte.