Volledig: Drents Economisch Technologisch Instituut- Instelling, voortgekomen uit de Economische Commissie van de Centrale Vereniging voor de Opbouw van Drenthe. Secretaris van deze commissie was C. Voormolen.
In 1947 werd de Economische Commissie omgevormd tot het algemeen bestuur van het DETI, met Voormolen als directeur. De taak was onderzoek en acquisitie. Bij het onderzoek ging het om het aanleggen van uitgebreide documentatie op sociaal-economisch gebied en het verzamelen van allerlei relevante statistische informatie en het analyseren van de aard en de structuur van het Drentse bedrijfsleven. Bij de acquisitie ging het om het binnenhalen van nieuwe bedrijven. In dat bestuur hadden de Commissaris der Koningin en een of meer leden van het college van Gedeputeerde Staten zitting, burgemeesters van een paar belangrijke gemeenten, vertegenwoordigers van het rijk (zoals de rijksnijverheidsconsulent en de hoofdingenieur-directeur van de weder-opbouw), mensen van de Kamer van Koophandel, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (zoals in het begin de directeuren van de Landbouw-bank en van Brocades en later bijv. de directeur van de Enka). Deze samenstelling is door de jaren heen altijd hetzelfde gebleven: een forum van bestuurlijk en ondernemend Drenthe, altijd onder voorzitterschap van de CdK.
In de loop van de jaren veranderde de rol van het DETI: van acquisiteur in de jaren 1950 en 1960 werd het in de jaren 1970 een hulpverlener bij klachten en subsidieaanvragen of 'doorverwijzer' naar de specialist. In de jaren 1990 waren er zoveel instanties bijgekomen, ook in noordelijk samenwerkingsverband, dat een apart (onderzoeks)instituut niet meer nodig werd geacht. In 1997, kort na het vijftigjarig jubileum, werd het DETI opgeheven.