Esdorp in de gemeente Aa en Hunze (tot 1998 Rolde) aan de gelijknamige weg tussen Rolde en Assen ten oosten van het Deurzerdiep met Deurzerbrug. Aan de oostkant van het dorp ligt de Deurzeresch, aan de zuidkant het Deurzerbroek (vnl. weiden).
Bronnen vermelden: in 1259 curtem Durse, in 1288 in Thorse, in 1811-13 Duursen, in 1851-55 Deurse en in 1867-68 Duurse. De betekenis is: plaats met doornstruiken.
In 1259 keurde Otto, graaf van Bentheim, een ruiling goed tussen zijn leenman Hako Stevenzoon van Hardenberg en het klooster Mariënkamp, dat zich toen verplaatste van Coevorden naar Assen. Het betrof een hoeve met molen, groenlanden, wateren en bijbehorende markegronden. Waarschijnlijk kreeg Otto deze hoeve in leen van zijn broer Boudewijn, de bisschop van Utrecht. In 1288 breidde het klooster zijn bezittingen in Deurze uit; in 1527 werd de hoeve aan meier Horinge in pacht gegeven.
Bij de opheffing van het klooster in 1601 bezat het dorp vier erven: Hovinge, Hilbollinge, Schuiringe en Wernsinge. De molen is in 1672 vernield door de troepen van Bernhard van Galen, bisschop van Munster (Bommen Berend), die hier bivakkeerde in het Schansje van Van Galen (Poepenhemeltje), een vierkante redoute 500 m ten noorden van de huidige Deurzerbrug. Restanten van de molen zijn in 1999 gevonden. In 1800 telde Deurze vijf hoeven, in 1832 zeven en een herberg, nu 'De Aanleg'.
Schimpnamen voor de inwoners: Geldbulen (geldbeurzen) en Boksen (wijde broeken).