Machine voor het dorsen van granen, peulvruchten en allerlei fijnere zaden zoals koolzaad.
Het dorsen dat de machine doet, berust voornamelijk op een slagwerking tussen een snel draaiende dorstrommel en een stilstaande dorsmantel of dorskorf. Het uit de aren gedorste graan valt grotendeels omlaag naar de reinigingsafdeling waar het door middel van een complex stelsel zeven gereinigd wordt, en waarin ook door middel van een krachtige luchtstroom het kaf wordt weggeblazen. Van oudsher gold het handmatig dorsen als een van de meest arbeidsbehoeftige activiteiten op de boerderij en om die reden was het dorsen ook een van de eerste activiteiten die men zocht te mechaniseren.
De eerste dorsmachines werden omstreeks 1850 in ons land ingevoerd vanuit de V.S. In Drenthe werden de eerste dorsmachines in de loop van de jaren 1870 geïntroduceerd. Ze werden aangedreven door paarden middels een rosmolen. Door middel van een locomobiel (stoom) aangedreven machines verschenen in deze provincie eerst pas later op het toneel.
Aan het eind van de jaren 1930 telde men in Drenthe in totaal 191 dorsmachines. Van de grotere machines werkten toen ongeveer driekwart met trekkers; maar naast locomobielen (stoomkracht) kwamen ook elektromotoren en stationaire motoren voor. Met name in het oosten van de provincie waren deze dorsmachines vaak het eigendom van coöperatieve dorsverenigingen.
De komst van de dorsmachine had tot gevolg dat het geoogste graan veelal niet meer in de boerderijen werd opgeslagen maar op het bouwland bleef en daar werd opgeslagen in zaadbulten, tot de dag waarop daar de dorsmachine kwam die de bulten een voor een afdorste. Tiesing vertelt hoe daartoe de plaatselijke dorsvereniging een akker huurde, waarop alle zaadbulten werden gebouwd, waarbij het lot bepaalde waar ieders bult kwam te staan. Het dorsen geschiedde op volgorde.