Dr.: Eel
1. Voormalige gemeente, zie: Tynaarlo.
2. Esdorp in de gemeente Tynaarlo (tot 1998 Eelde; tot 1 december 1999 Zuidlaren); 10.091 inwoners (2000) en 4248 woningen. Gelegen tussen de stad Groningen (noorden) en Assen (zuiden), in engere zin tussen Vries (zuiden) en Haren (noordoosten). In het westen vormt het Eelderdiep de grens met de gemeente Noordenveld (tot 1998 Peize en Vries). Tussen diep en dorp ligt het Eelder gedeelte van de Eelder- en Peizermaden, verder noordwaarts het Omgelegde Eelderdiep; naar Haren loopt de Eelderschipsloot.
Bronnen vermelden: Elde (1139), Elethe (1250), Elende (1256-1263) , Elede (1290) en in 1335 weer Elde. De betekenis kan zijn: a) bij de lieden van de persoon Elde; Eldei (hiervan afgeleid de vrouwsnaam Eltike en de geslachtsnamen Eelkes en Eeltjes), b) waterleiding (lede) naar het water (ee, aa), i.c. het Eelderdiep, c) glooiend gebied, afgeleid van eel = zwelling, d) groenland; vgl. Grote en Kleine Eelde bij Drouwen en e) gebied van elanden (ele, elan = eland).
Eelde was in 1139 al een nederzetting met een eigen kerk. In de Middeleeuwen lag hier een waterburcht, op een driesprong van belangrijke wegen richting Groningen (Groningen), Drenthe (Coevorden) en Friesland (Een enz.). Deze is verwoest in 1266, maar in 2001 gerestaureerd. Aan het eind van de 12e eeuw mocht een dienstman van de bisschop van Utrecht, de heer van Eelde, de titel schout van Drenthe dragen. Daardoor liet de eigenlijke schout, de heer van Coevorden, zich steeds meer kastelein noemen. In 1339 is de schulte van Eelde blijkens een oorkonde betrokken bij het verbond tussen Drenthe, Coevorden, Gorecht en de stad Groningen om elkaar wederzijds te beschermen. Daarna verdwijnt hij uit het gezichtveld als 'scultetus Drenthie'. In 1405 liet bisschop Frederik van Blankenheim van Utrecht de nog bestaande resten aan vestingwerken te Eelde slopen. In 1541 werd te Eelde in het latere Nijsinghhuis Menso Alting geboren, die zou uitgroeien tot de grote Drentse kerkhervormer. Naar hem is in Paterswolde de Christelijk-Nationale School (basisschool) genoemd. In 1602 werd de laatste pastoor van Eelde, Berent Hammius, verdreven en wordt Johan de Bruyne de eerste predikant. Eelde werd bij de indeling van Drenthe in drie classes ingedeeld bij die van Rolde (de andere waren Meppel en Anloo) op basis van bereikbaarheid; het collatierecht berustte bij de heer van Oosterbroek.
Bij de restauratie van de hervormde kerk in 1973 bleek tijdens grondwerk, dat hier eertijds een kleine tufstenen kerk van vóór de 14e eeuw heeft gestaan, 5 m breed met een ingebouwde toren aan de westzijde. Materiaal van deze kerk is weer gebruikt bij de bouw van de huidige, neogotische kerk in de 14e eeuw. Een tweede restauratie, waarbij een kruisschildering bloot kwam, werd in 2001 afgerond. De preekstoel dateert uit 1621, het houten plafond uit 1715. I.v.m. de Samen Op Weg-beweging heet de hervormde kerk nu Dorpskerk. De adel speelde in Eelde vroeger een grote rol; het adellijk bezit besloeg er 33%; grote boerderijen kwamen er weinig voor.
Eelde is één van de grotere plaatsen van hopteelt geweest, na Peize (86.540 hoppekuilen) en Roden (23.448), maar vóór Eelderwolde (10.535) met 22.535 stuks, samen met Eelderwolde tweede in Noord-Drenthe met 33.070 stuks. Hieraan herinnert nog de Hoppenkampsweg, vroeger ook kwekerij De Hopkamp aan de Kosterijweg.
In 1915 werd te Eelde-Paterswolde door toedoen van Gezina Bähler-Boerma van Lemferdinge het eerste plattelands-dorpshuis van Nederland gesticht (nu Stichting Trias). Uit de tuinbouwcursussen aldaar ontstond in 1922 de tuinbouwschool (nu AOC Terra).
Eelde-dorp telt drie musea: klompenmuseum Gebroeders Wietzes (1990), Museum voor figuratieve kunst De Buitenplaats, inclusief Nijsinghhuis en tussenliggende terrastuin (1996) en het muziekinstrumentenmuseum Vosbergen (2002). Jaarlijks bloemencorso sinds 1957.
Schimpnamen voor de inwoners: Geelgatten (zeemlap in de broek tegen het slijten), Eelgatten en Hekkespringers.