1. Voormalige gemeente, zie bij 2.
2. Gemeente in Zuidoost-Drenthe, oppervlakte 342,4 km2 met 108.345 inwoners (mei 2002), 308 inwoners per km2 (1999); gemeentehuis te Emmen.
In 1998 ontstaan door fusie van de gemeenten Emmen en Schoonebeek. Op één na (Midden-Drenthe) de grootste gemeente van Drenthe en de derde in Nederland (Noordoostpolder is eerste met 464,9 km2). Zij bestaat uit de volgende voormalige gemeenten:
a. Emmen (oppervlakte 285,4 km2) met de stad Emmen en de dorpen en gehuchten Amsterdamscheveld, Barger-Compascuum, Barger-Erfscheidenveen, Barger-Oosterveen, Barger-Oosterveld, Berkenrode, De Maten (deels), Emmer-Compascuum, Emmer-Erfscheidenveen, Emmerschans, Erica, Foxel, Griendtsveen, Klazienaveen, Klazienaveen-Noord, Munsterscheveld, Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Dordrecht, Nieuw-Weerdinge, Noordbarge, Noordveen, Oranjedorp, Roswinkel, Schutswijk, Siepelveen, Weerdinge, Westenesch, Wilhelmsoord, Zandpol (deels), Zuidbarge en Zwartemeer.
De stad Emmen is gelegen op de zuidpunt van de Hondsrug (30 m +NAP), tezamen met de esdorpen Noord- en Zuidbarge en Weerdinge. Op de zandgronden ten westen van de zandrug ligt het esdorp Westenesch. De overige plaatsen, gelegen ten noorden, oosten en zuiden van de hoofdplaats, zijn alle veenkoloniën, gesticht tijdens de ontginning van het hoogveengebied (zie: Zuidoost-Drentse venen). Op de zandgronden gemengde bedrijven, op de dalgronden akkerbouwbedrijven en tuinderijen: Nieuw-Amsterdam (groenteveiling), Klazienaveen en Erica (beide glastuinbouw).
Emmen heeft zich ontwikkeld tot de industriële kern van Zuidoost-Drenthe met veel industrie (gevolgd door Klazienaveen): textiel, metaal, machines, elektrotechniek, chemie, farmacie, gaszuiveringsinstallatie etc. Rond 1960 werkten er 11.500 personen in 65 bedrijven. De plaats is in vrij korte tijd uitgegroeid van een boerendorp naar een stedelijke kern en een centrum voor de wijde omgeving met (ook) een aantal dienstverlenende bedrijven (Topografische Dienst van Delft naar hier verplaatst) en functies, o.a. op het gebied van onderwijs, cultuur en zorg (scholen, schouwburg De Muzeval en het Scheperziekenhuis). Van groot recreatief belang zijn het Noorder Dierenpark in het hart van de stad (met een moderne traverse naar het nieuwe gedeelte ten westen van de plaats) en het Veenpark te Barger-Compascuum. Aanzienlijk toerisme door natuurschoon.
b. Schoonebeek (oppervlakte 60,92 km2) met de dorpen en gehuchten: Koelveen, Middendorp (Nieuw-Schoonebeek), Middendorp (Schoonebeek), Nieuw-Schoonebeek, Oosterse Bos, Schoonebeek, Weiteveen, Westerse Bos en Zandpol (deels). Gelegen ten oosten van de stad Coevorden langs het Schoonebeekerdiep tot aan de landsgrens met Duitsland (Twist).
Langs het riviertje beekbezinking, voor de rest bestaande uit hoogveen en dalgrond (afgegraven hoogveen, vermengd met zand). Akkerbouw en veeteelt, tot voor kort ook aardoliewinning met de zgn. 'jaknikkers'. NAM-vestiging in dit verband ten zuidoosten van Zandpol; ten zuiden van deze plaats tevens een fabriekscomplex. De industrie produceert chemische producten en metaal; voorts een banketfabriek.
In het oosten van de voormalige gemeente nog veel onontgonnen gronden: Amsterdamsche Veld (deels ook voormalige gemeente Emmen), Oosteindsche Veen (grotendeels ontgonnen), Schoonbeekerveld (deels) en Oosteindsche landen (niet ontgonnen). Zie: Bargerveen.
Bekend zijn de oude Saksische boerderijen met rieten dak en vakwerk en de twee zgn. booën, waaronder de inmiddels afgebrande Wilms Boo, nachtverblijven voor het vee en de herders in de weideperiode.
c. Deel van de gemeente Sleen; bij de gemeentelijke herindeling van 1998 werden het dorp Veenoord (tweelingdorp van Nieuw-Amsterdam, gemeente Emmen) en de buurtschap Ermerveen, beide gelegen in de gemeente Sleen, bij de vergrote gemeente Emmen gevoegd.
De gemeente Emmen bezit 21.230 ha cultuurgrond (2000), waarvan 16.987 ha akkerland, 2919 ha weiland, 381 ha tuinbouwgrond, 320 ha braakland en 624 ha houtbestand.
Het aantal bedrijfsvestigingen bedraagt 4376 (2000), waarvan 696 landbouw, 317 industrie, 387 bouw, 1274 handel, 194 horeca, 184 transport, 639 zakelijke diensten en 685 overige diensten. Er zijn elf hotels/pensions, veertien kampeerterreinen, twee groepsaccomodaties en acht recreatieparken (1999).
De gemeente Emmen telt 71 basisscholen, vijf scholen voor speciaal onderwijs, acht voor algemeen voortgezet en voorbereidend beroepsonderwijs, één voor middelbaar beroeps- en één voor hoger beroepsonderwijs.
De samenstelling van de gemeenteraad (39 zetels) is op basis van de verkiezingen van 2006 en 2010 (zetels resp. percentage kiezers):
PvdA 18 (41%), 11 (25,4%)
CDA 8 (19%), 9 (20,8%)
VVD 4 (9,5%), 4 (9,1%)
Burgerbelangen 3 (6,5%), 1 (4,0%)
ChristenUnie 2 (4,6%), 1 (4%)
SP 2 (6,4%), 2 (4,9%)
GroenLinks 1 (3,4%), 1 (4,4%)
Drentse Ouderenpartijen 1 (2,7%), 2 (5%)
Wakker Emmen nvt, 5 (12,5% )
D66 0, 2 (5,4%)
Leefbaar Emmen nvt, 1 (4,5%)
3. Stad in en hoofdplaats (met gemeentehuis) van de gemeente Emmen, zowel de huidige als de voormalige (tot 1998). Esdorp, dat zich in de loop van de 20e eeuw heeft ontwikkeld tot een moderne stad met 53.530 inwoners in 23.631 woningen (2000), vooral door de industrialisatie na WO II.
Naar provinciale normen gemeten ligt zij ten zuidoosten van Assen, ten oosten van Hoogeveen, ten noordoosten van Coevorden en ten zuiden van Stadskanaal (Gr.) op de zuidpunt van de Hondsrug, ca. 30 m +NAP. Ten westen ervan liggen het Emmerveld en de Emmeresch, nog verder westwaarts de Emmerhooilanden en Emmermaden. Tussen de woonwijken Emmerschans en Emmerhout en de noordwestelijke stadswijk Emmermeer ligt het bosgebied Emmerdennen (300 ha) met in de zuidwesthoek, tegen het centrum aan, het Scheperziekenhuis.
In het stadshart ligt het Noorder Dierenpark. In het zuiden liggen de woonwijken Bargeres (aan weerszijden van het Oranjekanaal), in het oosten Rietlanden (rondom de Kleine Rietplas) , Bargermeer, (kleine woonwijk), Hoge Loo, Angelslo (voormalig dorp met twee hunebedden, D46 en 47), de industrieterreinen Bargermeer I t/m IV en het (voormalige) dorp Barger-Oosterveld, van de stad gescheiden door de Rondweg, Sportpark Meerdijk, het crematorium en een begraafplaats (begraafpark Oeverse bos).
Barger-Oosterveld en de dorpen Noord- en Zuidbarge worden ook als stadswijken beschouwd. Alleen Westenesch aan de westzijde is nog een apart, herkenbaar dorp gebleven en tot nu toe aan de uitbreidingen van Emmen ontsnapt. Aan de zuidkant is deze Wilhelmsoord, Oranjedorp en Nieuw-Dordrecht overigens ook reeds dicht genaderd. Het zuidelijke buurtschapje Den Oever is door de industrieterreinen en een verkeersknooppunt bijna geheel verdwenen.
Bronnen vermelden: Emne (1139, 1313 en 1374), Empne (1327, 1362 en 1376), voorts Embni, Embini en Emme. De naam is mogelijk afgeleid van: a) emni = de vlakte (emn = vlak, effen; eban = vlak(te), laag gelegen), dit in tegenstelling tot het naburige Barge = berg, heuvel, samen met 't Hoge Lo(o) = hooggelegen bos, en b) amb = rivier, i.c. de Slenerstroom. De betekenis van Emmen is hoogstwaarschijnlijk: de vlakte, het lage land.
Kerkgeschiedenis
De nederzetting had in de Middeleeuwen reeds een blokstructuur, enkele brinken en een kerk buiten de oude kern. Van houten voorgangsters van de huidige kerk zijn paalgaten gevonden. De toren van deze hervormde kerk dateert uit de 12e eeuw, de kerk zelf uit 1856. Zij is de vervangster van een drieschepig gotisch gebouw uit de 15e eeuw. De kerktoren is verbouwd in 1855; de hoge spits werd toen vervangen door een achtkantige top met korte spits. Het zandstenen doopvont is afkomstig uit de 12e-eeuwse kerk, de kansel en de avondmaaltafel dateren uit het restauratiejaar 1965. In de Middeleeuwen was de toenmalige kerk een zgn. eigenkerk van de bisschop van Utrecht; later was hier ook een bisschoppelijk hof. Emmen wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 1139, waaruit blijkt dat het geen zelfstandige parochie was. In 1228 is de plaats platgebrand door het leger van de »bisschop van Utrecht, Willebrandt van Oldenburg (1227-1233) uit wraak voor de nederlaag van zijn voorganger Otto II van Lippe in de Slag bij Ane het jaar ervoor. Aan het eind van de 15e eeuw vormde Emmen met Roswinkel en Odoorn een schoutambt.
In 1598 was de lokale schoolmeester bereid zich onder de nieuwe leer, de protestantse, en het nieuwe kerkelijk gezag te stellen; de voormalige pastoor werd predikant. (1600). Toch gaf ook in Emmen een 'olde pape' nog onderwijs in 1604. Bij de Beiler Synode van 1609 werd Emmen een hervormde classis. Op die van 1614 bleek deze zich slecht te houden aan het ondertekenen van de belijdenis. Het collatierecht aldaar was in handen van een plaatselijke familie.
In de periode 1809-1829 groeide, ook te Emmen, het aantal rooms-katholieken snel: 122 te Emmen en Roswinkel samen. In 1841 kreeg het dorp een Afgescheiden Gemeente, in 1843 erkend. Een aantal Afgescheidenen uit Emmen ging met ds. A.C. van Raalte overzee naar Amerika (Michigan). In 1856 kwam er een nieuwe hervormde kerk bij, in 1866 keerden kerkelingen zich tegen het oude collatierecht door eigenerfden. Eind 19e eeuw ontstond door troebelen in de afgescheiden gelederen o.a. te Emmen een gemeente van de Christelijke Gereformeerde Kerk. In 1930 telde Emmen 151 joden; velen keerden na de WO II niet terug.
In het kerkdorp Emmen woonden tot in de jaren 1930 nauwelijks katholieken. Die er waren, kerkten in Barger-Oosterveld. In 1940 was hun aantal echter al tot ruim boven de honderd gegroeid. Reden om te proberen in Emmen een eigen parochie en kerk te krijgen. Tijdens de oorlog kreeg Barger Oosterveld een kapelaan, speciaal belast met de katholieken van Emmen. Aanvankelijk kerkte men in een gehuurde zaal en later in een noodkerk. Door de groei van Emmen, vooral na WO II steeg ook het aantal katholieken. De godsdienstoefeningen werden gehouden in een textielwinkel, die 's zaterdags werd ontruimd. Tegelijk met Emmerschans werd Emmen afgesplitst van de parochie Barger-Oosterveld. Pastoor B. Veltman, een broer van P.J. Veltman, van Barger-Oosterveld merkte bij die gelegenheid op dat hij bevallen was van een tweeling. In 1947 werd de eerste steen gelegd voor de Pauluskerk. De groei van de katholieke gemeenschap van Emmen hield tot in de jaren '80 gelijke tred met de bevolkingstoename. Nadien ging de kerkgang achteruit en daalde het aantal priesters. Nu opgegaan in de Titus Brandsma parochie.
Economische en sociale geschiedenis
In de 19e eeuw veranderde de omgeving van Emmen van een agrarisch gebied in een oord van turfwinning door het openleggen van de Zuidoost-Drentse venen en het doortrekken van de Hoogeveensche Vaart als Verlengde Hoogeveensche Vaart naar de Emmer venen. De grote vraag naar turf had hoge lonen en een ware immigratiegolf tot gevolg. De bevolking van de gemeente Emmen steeg van 2700 in 1850 tot 10.380 in 1880, die van het dorp zelf van 903 in 1889 naar 2369 in 1920, 4311 in 1934, 6500 in 1946 en ca. 50.000 rond de eeuwwisseling. In 1877 kwam er in Emmen een kantongerecht, omstreeks 1910 twee turfstrooiselfabrieken en in 1916 een landbouwwinterschool o.l.v. Willem Emmens. Toen het vanaf 1890 minder goed ging in de veenderij, kozen velen voor werk in Duitsland als grondwerker, boerenknecht of fabrieksarbeider. In WO I trok de economie weer aan en was er in het veen weer te verdienen. Burgemeester Kootstra bewerkstelligde echter in 1919, dat Emmen een jaar later ruim 700.000 gulden buitengewone rijkssubsidie verwierf, omdat hij inzag, dat het met Emmen met zijn bevolking, voor 65 % bestaande uit kleine verveners en arbeiders, de verkeerde kant op zou gaan. E.e.a. had tot gevolg, dat kinderen weinig meer naar school gingen; zij moesten mee het veen in.
In de sector nijverheid werkte in 1920 meer dan de helft van de beroepsbevolking in de turf, in 1930 was dit ook nog 30%. In 1922 werkten in Drenthe 2500 personen aan van rijkssteun afhankelijke projecten; de meeste kwamen uit Emmen en Odoorn. Het gevolg was, dat vele Emmenaren en Drenten emigreerden naar industriegebieden elders in Nederland: Twente (textiel), Ede (Enka), Eindhoven (Philips) en Limburg (kolenmijnen). In de periode 1924-1934 emigreerden alleen al uit de gemeente Emmen 1700 gezinnen, bijna 10.000 inwoners. Zo vertrokken ruim 500 gezinnen naar Twente, ruim 200 naar Limburg, ca. 70 naar Eindhoven en bijna 900 naar andere industriegebieden. Ruim 40 gingen naar het nieuwe ontginningsdorp Witteveen (gemeente Westerbork); kleinere Emmer kolonies werden Zwinderscheveld en Kibbelveen (gemeente Oosterhesselen). Nog in 1937 vertrokken 20 gezinnen naar Twente. In 1938 was de werkloosheid in Emmen bijna 12,5%, het dubbele van het landelijk gemiddelde (6,4%).
Na de vervening oefenden de voedingsmiddelenindustrie en de bouw grote aantrekkingskracht op de beroepsbevolking uit. Tot 1940 kwamen weinig nieuwe industrieën naar voren; pas na WO II kwam hierin verandering. Toen werd het gebied rondom Emmen aangewezen als ontwikkelingsregio en volgde een periode van grote economische groei, waardoor Emmen ging gelden als een voorbeeld van geslaagd naoorlogs industrialisatiebeleid. In 1959 werd zij mede aangewezen als ontwikkelings- en industriekern. Vanaf 1970 werd m.n. de dienstensector uitgebreid; zo werd de Topografische Dienst van Delft naar Emmen overgebracht. Na de terugval van de textiel- en confectie-industrie vestigden zich nieuwe industrieën in de gemeente. Het aantal arbeidsplaatsen steeg daardoor van 6000 in 1945 tot 20.000 in 1960; daarmee groeide de industrie de landbouw voorbij. Vooral de komst van de Algemene Kunstzijde Unie (AKU, Enkalon, Enka) betekende een groeistimulans. Tot de jongere industrieën behoren Honeywell en het Zweedse telecom-bedrijf Ericsson. Schimpnamen voor de inwoners: Karspelders (inwoners van een kerspel) en Poepen (Duits werkvolk). [Schaafsma & Kocks]