Ter voorkoming van verspreiding van besmettelijke ziekten werden patiënten in Hoogeveen al voor de stichting van het ziekenhuis afgezonderd verpleegd. Hiertoe werd in 1832 en 1848 bij cholera-epidemieën een kamer in het Armwerkhuis gebruikt. In 1866 huurde het gemeentebestuur een diaconiehuisje aan de Korremorre, een streekje aan de zuidkant van de Noordsche Opgaande. Dit 'ziekenzaaltje' werd ingericht in een pand dat was opgedeeld in vier woninkjes. Het oorspronkelijk huis stamde van vóór 1700 en werd verhuurd aan het Armwerkhuis.
Nieuwe wetgeving in 1872 dwong het gemeentebestuur een permanent ziekenhuis te stichten. Daartoe huurde de gemeente in hetzelfde pand de twee westelijke woningen. Samen met een nieuwbouwgedeelte werd dit het nieuwe gemeenteziekenhuis. De twee woninkjes waren voor de ziekenvader. In de nieuwbouw bevonden zich twee zaaltjes met drie bedden voor resp. vrouwelijke en mannelijke patiënten. In een uitbouw waren twee privaten, een wasgelegenheid en een ruimte om overleden patiënten te kunnen kisten. Door trage besluitvorming kwam het Korremorre-ziekenhuis pas in 1886 gereed. Het bleek echter overbodig te zijn: in zevenendertig jaar werden er slechts twee patiënten opgenomen! Het pand werd omstreeks 1952 afgebroken.