De nauwe band tussen de Gereformeerde Kerk (sinds 1816 Nederlandse Hervormde Kerk geheten) en de school was typerend voor de kerspelschool. Kerkelijke leiders stelden de onderwijsregels samen en hadden grote invloed op de lesinhoud, op de aanstelling van de onderwijzers en op de dagelijkse gang van zaken.
In de Drentse kerkenorde van 1638 werd het lager onderwijs voor het eerst wettelijk voor de hele provincie geregeld. Zo was het vakkenpakket hierin nauwkeurig omschreven. Drentse kinderen leerden lezen, schrijven en de beginselen van de gereformeerde religie. Kinderen konden les krijgen in rekenen als ouders hiervoor een extra bedrag aan schoolgeld betaalden. De kerspel stelde de onderwijzer aan nadat deze door de plaatselijke kerkelijke functionarissen was geëxamineerd.
De kerspelschoolmeester stond onder toezicht van de predikant die de school hiervoor ten minste een keer per maand bezocht. De predikant was tevens verantwoordelijk voor de keuze en aanschaf van de leerboeken. De nauwe binding tussen kerk en school wordt met name ook duidelijk uit de kerkelijke taken van de kerspelschoolmeester.
De Drentse overheid bepaalde dat er in alle kerkdorpen een school moest komen. Dit werd in de loop van de 17e eeuw ook daadwerkelijk gerealiseerd. Vanwege de grote afstanden van de buurschappen tot de kerspelscholen en de vaak onbegaanbare wegen was het onderwijs niet voor alle Drentse kinderen toegankelijk. In 1632 bepaalden Ridderschap en Eigenerfden daarom dat buurtschappen bijscholen mochten oprichten.
Dat het kerkelijk bestuur in Drenthe misschien wel meer dan elders in ons land zo'n nadrukkelijke stempel kon drukken op de organisatie en inrichting van het lager onderwijs was te danken aan het feit dat de gereformeerde religie in deze provincie overheerste. Er waren geen beduidende bevolkingsgroepen met andere levensbeschouwelijke overtuigingen waarmee ook rekening gehouden moest worden.
In deze nauwe wisselwerking tussen Gereformeerde Kerk en kerspelschool kwam verandering onder invloed van het Verlichtingsdenken, dat de basis vormde voor de Lager-Onderwijswet van 1806. Met het huishoudelijk schoolreglement en de bijzondere schoolorde, die de Drentse schoolcommissie uitvaardigden om de bepalingen van de landelijke onderwijswet voor Drenthe uit te werken, werd een vernieuwing in de structuur en de inhoud van het Drentse lager onderwijs tot stand gebracht. [van Hemmen]