Dr.: Gaastern
Esdorp in de gemeente Aa en Hunze (tot 1998 Anloo) ten westen van Anloo. Ten zuiden ervan gaat het Rolderdiep over in het Gastersche of Gasterensche Diep, dat ten noordwesten ervan uitkomt in het Taarlosche Diep. Ten zuiden van Gasteren ligt de grote ronde Zuidesch met in de zuidoosthoek het bos Gasterse Holt.
In 1298-1304 vermeld als in villa Ghestre resp. apud Ghesteren, 1314 Gesteren en 1381-83 Gasteren. De betekenis kan zijn: a) geestere = bewoners van de geestgrond, b) gaistharon = beboste zandrug, afgeleid van gast, gaast (Fr.) = hoge, droge zandgrond. Van het bos op de Zuidesch resteert nu alleen nog het Gasterse Holt.
De Gasterse Duinen vormen ten noorden en noordwesten van het dorp een stuifzandgebied. Het zand is gaan stuiven, doordat karrewielen op de handelsroute Coevorden-Groningen de bodem stuk reden. Het dorp werd eertijds bedreigd door dit stuivende zand. Men ging dit tegen door de aanplant van grove dennen.
De nederzetting is waarschijnlijk ontstaan in de Vroege Middeleeuwen. In de 10e eeuw bezat Gasteren wellicht reeds negen erven rond de Hofakkers. Tot 1700 werden deze bemest met huisvuil, zoden en koemest en leverden het basisvoedsel voor de dorpsgemeenschap: peulvruchten, knollen, groenten. Later zorgden de schaapskudden voor de bemesting van de es- en veldgronden.
Schimpnaam voor de inwoners: Botterkrammers (venters met boter).