Vakorganisaties van ondernemers en arbeiders in ambacht, nijverheid en handel, vrijwel uitsluitend in de steden.
Wie in een stad een handwerkersberoep wilde uitoefenen, moest lid zijn van een gilde. Daartoe werd men toegelaten, wanneer men het burgerrecht bezat, een opleiding had gehad en een meesterproef had afgelegd. Het gilde reguleerde de werkwijzen.
In Drenthe had alleen de handelsstad Meppel diverse gilden. Zo waren er gilden van schippers (Schippersgilden), bierstekers en tappers, snijders (kleermakers), wevers en zilversmeden. Het gildenwezen werd afgeschaft in 1808.