Begrip

Goudplevier

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Lat.: Pluvialis apicaria

Vóór 1937 een vaste broedvogel in open heide- en hoogveengebieden. In Drenthe zijn meldingen bekend van Zwartemeer en Westerbork (tot 1926-1928) en bij Rolde (1932). De laatste Goudplevier van Nederland broedde in 1937 in het Fochteloërveen. De soort verdween als regelmatige broedvogel door de grootschalige ontginningen van de broedgebieden en het veranderen van de overgebleven heidevelden door het wegvallen van de schapenbegrazing en het afnemen van de periodieke verbranding van de heide.

Natuurmonumenten lanceerde in 1992 het Plan Goudplevier. Dit voorziet in de reconstructie van de heidevelden ten westen van Mantinge. Of de Goudplevier zich hier ooit zal vestigen is anno 2002 de vraag. De Goudplevieren die in Drenthe worden waargenomen, zijn doortrekkers en wintergasten, soms in grote aantallen. Ze mengen zich met andere soorten (vooral kieviten) en zitten met name op de graslanden in de grote open agrarische gebieden zoals de Eelder en Peizermaden, het Hunzedal, en Zuidwest- en Zuidoost-Drenthe. Vanaf 1900 tot zeker 1920 werd ook in Drenthe toestemming gegeven voor het vangen van Goudplevieren met behulp van netten (wilsterflappen). Dit jachtbedrijf werd vooral in de omgeving van De Groeve en het noordelijke deel van het Hunzedal uitgeoefend.

Literatuur

  • Lit.: A.J. van Dijk en B.J.L. van Os, Vogels van Drenthe (Assen 1982)
  • A. Veenstra, 'Wilsterflappen in Drenthe', Drentse Vogels 11 (1998)
  • A. Dijkstra, 'Nogmaals wilsterflappen in Drenthe', Drentse Vogels 12 (1999).