(Assen 1815 - Assen 1887) Advocaat en rechter te Assen (1835-1875), Drents Statenlid (1864-1887) en lid van de Tweede kamer van de Staten-Generaal (1867-1886).
Maakte zich op velerlei gebied verdienstelijk voor Drenthe, onder meer voor de archeologie. Was in 1854 medeoprichter van het Provinciaal Museum van Oudheden te Assen (Drents Museum). Bij de markeverdelingen en verkaveling van de heidevelden kwamen in zijn dagen hunebedden en grafheuvels in het gedrang. Zo stelde hij zich onder meer achter de aankoop van het grafheuvelveld (Tumulibos) en de vermeende Ballerkuil bij Rolde. Na in 1867 in de Statenvergadering bakzeil gehaald te hebben, publiceerde hij in 1868 een Open Brief aan het Collegie van Gedeputeerde Staten van Drenthe, over de Zorg en het Onderhoud der Hunnebedden, waarin hij betoogde dat deze dringend beschermende maatregelen behoefden. Deze publicatie trok landelijk grote belangstelling en leidde ertoe dat op één na alle hunebedden binnen enkele jaren door Rijk of Provincie aangekocht werden.
Helaas liet hij de hunebedden ook restaureren: de stenen in hun verondersteld-oorspronkelijke positie terugbrengen en de resten van de aarden heuvels waarin de meeste hunebedden besloten waren geweest, verwijderen. In navolging van N. Westendorp meende hij namelijk dat die heuvelresten langs natuurlijke weg opgestoven waren. Bij de uitvoering door landarbeiders onder toezicht van bijv. de veldwachter was geen deskundige aanwezig, die had kunnen waarnemen dat deze heuvels in de prehistorie opgeworpen, niet opgestoven waren. Nu resten slechts enige doosjes met scherven, summiere krantenberichten en een onthutst rapport van de Leidse archeoloog W. Pleyte die de hunebedden kort daarop kwam laten fotograferen. Gratama's trotse verslagen op de internationale archeologische congressen te Stockholm in 1874 en Boedapest in 1876 lokten daar direct fundamentele kritiek uit, en brachten A.W. Franks, president van de Society of Antiquaries te Londen ertoe W.C. Lukis en H. Dryden in 1878 naar Drenthe af te vaardigen om de hunebedden op te meten.
In De Hunnebedden in Drenthe en aanverwante onderwerpen (1886) beschrijft Gratama zijn rol bij de hunebeddenbescherming in extenso. Hij geeft toe door een slechts in tekening weergegeven, maar (wat hij niet wist) niet uitgevoerde restauratie van de steencirkel van Avebury op het verkeerde been te zijn gezet. Ook herdrukte hij hierin de meeste van zijn (nuttige) archeologische studies in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak. Hierin betoogde hij o.m. dat de Europese megalietgraven door de Noormannen gebouwd waren. [Bakker]