(Groningen 1858 - Den Haag 1923) Jurist, rijksarchivaris.
Studeerde rechten in Groningen en Straatsburg, promoveerde in 1883 cum laude op Een bijdrage tot de rechtsgeschiedenis van Drenthe, meer bijzonder de rechters en de rechtspleging betreffende. Vervolgens was hij advocaat en privaatdocent. Van 1887-1896 was hij rijksarchivaris in Drenthe. In 1886 was hij medeoprichter van het Historisch Genootschap te Groningen en in 1891 van de Vereeniging van Archivarissen. Vanaf 1898 was hij bestuurslid der Vereeniging tot Uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlands recht. In 1896 werd hij rechter in de rechtbank te Rotterdam en in 1904 raadsheer in de Hoge Raad, in 1918 vice-president daarvan.