(Groningen 1707 - Annerveen 1774) Verlaatsmeester, scheepstimmerman en herbergier te Spijkerboor. Zoon van scheepstimmermansbaas Jurjen Aeldrix Grevingh en Trijntje Willems aan het Zuiderdiep te Groningen.
Willem Grevijlink werd op 25 april 1737 als verlaatsmeester (sluismeester) van Spijkerboor in de marke van Annen aangesteld door de Ridderschap en Eigenerfden van Drenthe. Het was zijn taak de Oostermoersche Vaart (Hunze) bevaarbaar te houden van het verlaat tot aan het Zuidlaardermeer. Als tegenprestatie kreeg hij het recht om tol te heffen op passerende schepen. Daarnaast exploiteerde hij een herberg en winkel.
Op 17 maart 1739 kreeg hij voor een looptijd van dertig jaar octrooi van de Ridderschap en Eigenerfden voor de aanleg van een scheepstimmer- en reparatiewerf aan de Hunze. Hier werden kleine turfschepen zoals snabben gebouwd en onderhouden. In 1747 kreeg hij toestemming een klapbrug over de Hunze te leggen wat het begin betekende van de nederzetting Spijkerboor.
Willem was deelnemer of 'participant' in de Annerveensche Heeren Compagnie die in 1764 werd opgericht. Andere belangrijke participanten in deze veenmaatschappij waren Coenraad Wolter Ellents en Willems zoon Lambartus Grevijlink. Willem Grevijlink beijverde zich jarenlang voor het tegengaan van de illegale afgraving van Drentse venen door Groningse veencompagnieën, door de ontwikkeling van uitgebreide kanaalplannen op Drents grondgebied. Een plan om de Drentse turf uit het gebied ten oosten van de Hunze tenslotte af te voeren over de Groningse kanalen kon pas door zijn zoon Lambartus worden gerealiseerd toen die in 1771 de aanzet gaf tot het graven van het Annerveensche- of Grevijlinkkanaal.
Willem Grevijlink stierf in 1774 te Annerveen. Uit zijn huwelijk met Eelje Steenhuis van Oosterwijtwerd, met wie hij in 1730 was getrouwd werden vijf kinderen geboren; de zoons Lambartus en Juriaan en de dochters Trijntje, Bougje en Helena.