Toplocatie

Veenhuizen

In Veenhuizen is het verleden op elke straathoek

In Veenhuizen voel je je terug in de tijd. Terug naar een tijd toen armoede mensen de straat op dreef. Vanaf 1823 werden duizenden paupers uit de grote steden en aan hun lot overgelaten weeskinderen naar Veenhuizen gebracht. Uit liefdadigheid om ze daar door hard te werken een kans op een beter leven te bieden. Later gingen de Nederlandse zwervers en dronkaards voor straf naar Veenhuizen in de hoop dat men ze in deze uithoek van Drenthe weer in het gareel kreeg... Het Gevangenismuseum in het dorp is in het oude Tweede Gesticht uit 1823 gevestigd. Op geen plek in Nederland is de geschiedenis van beloning en straf zo tastbaar aanwezig als hier.

Bedenker van het voor die tijd revolutionaire Veenhuizen-plan was generaal Johannes van den Bosch (1780-1844). Zijn Maatschappij van Weldadigheid begon in 1823 in Veenhuizen met de aanleg van de Kolonievaart en met de bouw van drie gestichten die elk aan 1200 personen onderdak konden bieden.

De plannen van de generaal liepen op een mislukking uit. Binnen enkele tientallen jaren al bleek het experiment om mensen in Veenhuizen een nieuw en beter leven te verschaffen, te hoog gegrepen. De Maatschappij van Weldadigheid stond op het punt aan financiële problemen ten onder te gaan toen de staat in 1859 de vrijwel failliete boedel overnam.

De drie gestichten in Veenhuizen werden officieel Rijkswerkinrichtingen. Zwervers en dronkaards kwamen verplicht naar ‘Hollands Siberië’ om van hen ‘bruikbare menschen te maken hen tot arbeid te bekwamen en tot arbeid op te leiden’, aldus de toenmalige minister van Justitie. Niet zelden mislukten dit soort verbetertrajecten. Veel ‘verpleegden’ die uit Veenhuizen ontslagen waren, verlangden al snel weer terug naar het rustige leventje dat ze daar hadden gehad. Zoveel rustiger dan de harde maatschappij waar ze naar terug moesten en waar niemand écht op hen zat te wachten...

Jaren achter elkaar investeerde het rijk in gevangenisdorp Veenhuizen om het aan de eisen van de tijd te laten voldoen. Niet alleen de gedetineerden kregen nieuwe onderkomens in de vorm van grote gestichten als Norgerhaven en Esserheem, ook kwamen er tientallen dienstwoningen voor het personeel. Van eenvoudige rijtjeswoningen voor de ambtenaren met lagere functies tot kasten van huizen voor het hogere personeel. De hoofddirecteur kreeg een soort paleis als dienstwoning. Tot op de dag van vandaag noemen de Veenhuizers de witgepleisterde directeurswoning aan de Kolonievaart Klein Soestdijk.

Veenhuizen kreeg kerken en scholen, een ziekenhuis, een hotel, winkels en werkplaatsen, boerderijen, een melkfabriek, een molen en in 1912 zelfs een elektriciteitscentrale. Al deze voorzieningen maakten van Veenhuizen een dorp dat de buitenwereld bijna niet nodig had, want het dorp kon zich grotendeels zelf redden. Ploegen gedetineerden werkten op de akkers en in de bossen. In Veenhuizen verbouwden ze hun eigen groente, hadden ze hun eigen vee, staken ze hun eigen turf, maakten ze zelfs hun eigen kleding en meubelen.

Rond 1900 telde Veenhuizen op een bevolking van een paar honderd inwoners zo’n 3000 gedetineerden. Beide groepen waren niet door hoge muren van elkaar gescheiden, men kwam elkaar dagelijks in het dorp tegen. Gedetineerden brachten brood en melk rond, ze waren tuinman, ze kwamen thuis schilderen en behangen, ze knipten je haar, ze gaven pianoles. Een gedetineerde maakte de grote muurschildering in het priesterkoor van de katholieke Hiëronymus Aemilianuskerk in het dorp. Tot ieders tevredenheid, tot iemand er veel later achter kwam dat er één apostel teveel bij de Hemelvaart aanwezig was en dat de man verdacht veel weg had van de schilder...

Het Veenhuizen van ruim een eeuw geleden is er nog steeds. Wie er rondloopt, voelt het bijzondere verleden van het dorp op elke straathoek. Veenhuizen steekt zijn verleden namelijk niet onder stoelen of banken. Het dorp lijkt je vanaf zijn gevels te willen toeroepen dat Veenhuizen er alles aan deed om een beter mens van je te maken. Dat er hard gewerkt moest worden omdat ‘Rust Roest’ en dat je ‘Flink en Vlug’ moest zijn. ‘Bid en Werk’ stond op de gevel van de domineeswoning en de schoolmeester herinnerde je aan de ‘Leerplicht’. Net zo goed als de apotheker je er met ‘Bitter en Zoet’ van trachtte te overtuigen dat je in het leven regelmatig door een bittere pil heen moest bijten...

Inmiddels is die tijd lang voorbij en is Veenhuizen een gewoon dorp geworden waar ‘toevallig’ een paar grote gevangenissen staan. Vroeger was het voor mensen die er niet per se hoefden te zijn, onmogelijk om het dorp te bezoeken. Bordjes met ‘Verboden toegang’ sloten Veenhuizen hermetisch van de buitenwereld af.

Die bordjes zijn verdwenen. Dankzij de hoge muren van de gevangenissen kon Veenhuizen een gewoon dorp worden. Hoewel ‘gewoon’... Zoveel dorpen zijn er niet in Nederland met 125 rijksmonumenten!