Begrip
Dodenhuisje
Configuratie van palen rond een graf. Ze komen voor bij een beperkt aantal graven uit de Bronstijd van Noordoost- en Midden-Nederland. De meeste dodenhuisjes bestaan uit vier palen rond het graf. Minder vaak met twee, zes of acht palen. De laatste variant is bekend van de Veluwe. De overige zijn ook uit Drenthe van vlakgraven en centrale graven onder heuvels bekend. De veronderstelling is dat de palen een dakje droegen. Deze configuraties van vrij forse palen kunnen worden onderscheiden van configuraties van aanmerkelijk dunnere paaltjes die zijn ingeslagen rond gecremeerde resten. Deze komen vooral voor in het zuiden van het land; ze moeten worden gezien als resten van een brandstapel. Uit Drenthe zijn zeventien dodenhuisjes uit de Midden- en Late Bronstijd bekend. In alle gevallen betreft het inhumaties. Bij centrale graven onder een grafheuvel is in de meeste gevallen sprake van een dubbele bijzetting. De veronderstelling is dat in deze gevallen de aanwezigheid van een dodenhuisje verband houdt met het ritueel rond de bijzetting van twee overledenen tegelijkertijd. Vlakgraven hebben naar verhouding vaak een dodenhuisje. De reden is onbekend. Het is mogelijk dat ze hebben gediend als een permanente markering van het graf.
Literatuur
- Lit.: E. Lohof, 'Dodenhuisjes, brandstapels en heilige huisjes', NDV 117 (2000)
- V.T. van Vilsteren, 'Heilige huisjes: over de interpretatie van vierpalige structuren bij grafvelden', Westerheem 38 (1989).