(Groningen 1934)
Archeoloog. Studeerde klassieke archeologie en prehistorie aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Promoveerde in 1967 op het proefschrift Wijster, a native village beyond the imperial frontier 150-425 AD (Palaeohistoria 11, 1967). Van 1956-1965 verbonden aan het Biologisch-Archaeologisch Instituut, van 1957-1958 tevens als waarnemend conservator aan het Drents Museum en van 1962-1965 als conservator aan het Groninger Museum. Van Es was van 1965-1988 directeur van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort en bleef nadien tot 1997 aan de Dienst verbonden. In 1968 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de Pre- en Protohistorie van Noord-West Europa aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. In Drenthe verrichtte hij opgravingen in nederzettingen uit de Romeinse tijd in Gieten, Peize, Vries en Wijster, en in nederzettingen uit de Middeleeuwen in Emmen, Roden en Zeijen. Bestudeerde de vroegmiddeleeuwse vondsten uit de grafvelden van Oosterhesselen, Wijster-Looveen en Zweeloo en uit de nederzetting Odoorn. Inventariseerde de Romeinse muntvondsten en bronzen beeldjes in de drie noordelijke provincies (W.A. van Es, De Romeinse muntvondsten uit de drie noordelijke provincies; een periodisering der relaties. Groningen 1960; A.N. Zadoks-Josephus Jitta, W.J.T. Peters en W.A. van Es, Roman bronze statuettes from the Netherlands. I. Statuettes found North of the Limes, Groningen 1967). Sinds 1978 lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.