Licht zeildoek van linnen. In Meppel, waar in de 18e eeuw al veel weverijen waren gevestigd, werd vanaf ca. 1773 eversdoek gemaakt in een daartoe opgericht linnenfabriek. Eversdoek was lichter van kwaliteit dan het zware karldoek dat van canvas (hennep) was vervaardigd. De garen voor dit canvasdoek werd vanouds in Meppel gemaakt en met het Amsterdamse veer naar Krommenie verscheept waar er zeilen van werden geweven voor de Oost- en Westindische Compagnie. Later werd dit zeildoek ook in Meppel zelf vervaardigd. Het zware zeildoek uit de Zaanstreek werd in de tweede helft van de 18e eeuw te zwaar gevonden door veel reders die steeds minder afnamen. Bovendien drukte de groeiende concurrentie uit Rusland de productie. In Meppel nam de eversdoekweverij op dat moment echter een grote vlucht.
De laatste twee decennia van de 18e eeuw werd er in Meppel op 200 tot 300 getouwen eversdoek geweven dat via handelaren in de Zaanstreek werd geleverd aan de Verenigde Oostindische Compagnie en aan reders die op Amerika voeren. In de Meppeler weverijen waren tegen het einde van de achttiende eeuw rond de 1000 personen werkzaam. De eversdoekweverij was in handen van spinbazen en handelaren en viel zodoende buiten de bepalingen van het weversgilde.
In de Franse tijd stortte deze zeildoekweverij in en na 1813 kon de oude positie niet meer worden herwonnen door grote concurrentie van het Russische zeildoek. Rond 1819 werkten nog maar ca. 30 tot 70 mensen in deze tak van industrie. Van 1832 tot 1839 maakte de eversdoekweverij nog een laatste opleving mee toen de Drentse gouverneur D.J. van Ewijck voor de Meppeler wevers grote bestellingen in de wacht wist te slepen van de Nederlandse Handelmaatschappij en de Koninklijke Marine. Daarna verdween de ambachtelijke weverij geleidelijk uit Meppel. De gemechaniseerde textielnijverheid uit Twente werd daarna de grootste textielproducent.