Dingspilsgewijze rechtszitting waar de inwoners inbreuken op hun rechten naar voren moesten brengen.
De goorsprake was de aan de Etstoel voorafgaande rechtsgang. Op regelmatige tijden kwamen de dorpen in één dingspil (bijv. Noordenveld, Oostermoer) bij elkaar onder leiding van de drost. Zij waren verplicht misdaden en overtredingen die sinds de vorige goorsprake gepleegd waren, aan te geven. De buren van een buurschap, dus de gezamenlijke inwoners, beslisten dan zelf over de klachten die aan hun uitspraak onderwerpen werden. Was de buren een misdrijf, gepleegd in hun buurschap bekend, dan moesten zij dit aanbrengen op de goorsprake, waarna zij aan de schuldige een boete oplegden. Deze vorm van rechtspraak door de buren noemde men buurtuig. In de 17e eeuw ontwikkelde deze rechtsgang zich in feite tot de aanvang van de procedure voor de Etstoel, de litis contestatio of in de taal van die tijd de litiscontestatie. Eiser en beklaagde brachten hun punten naar voren, zodat vaststond waarover het geschil handelde. Vervolgens werden zij doorverwezen naar de Etstoel.