In Drenthe door landijs in het Saalien afgezet puin, dat via spleten in de gletsjer de bodem bereikte.
Het puin werd tijdens het wegglijden van de ijsmassa gemengd met gesteenteresten die van de dalwanden werden afgeschoven. Daardoor werd een deel van het puin afgerond en gekrast. Door de beweging van het landijs werd het puin met het fijne smeltwatermateriaal gekneed tot een vrij homogene massa, de grondmorene. Na het smelten van het ijs werd nog toegevoegd het gesteentemateriaal dat zich in en op de gletsjer bevond.
De keileem bestaat uit leem (deeltjes fijner dan 1/20 mm), zand (1/10 - 1/5 mm) en grind. Zeer variabel is het aantal stenen en blokken. Aan de bovenzijde van de keileem ligt vrijwel steeds een laag keizand. Dat is een residu van keileem, waaruit door verwering de kleideeltjes zijn uitgezakt. Door smeltwatererosie is leem en fijn zand uitgespoeld en de wind heeft los materiaal verblazen als löss en fijn zand.
Veel van de keileemrestanten zijn langs hellingen naar beneden getransporteerd. Met name is dat het geval in de flanken van de beekdalen en langs de oostrand van de Hondsrug en in het Hunzedal. De dikte van de keileem op het Drents Plateau is 1 à 2 m. Grotere diktes komen voor bij Gieten tot 6,5 m, evenals bij Noordlaren. Ten zuiden van Assen is de dikte max. 4 m.
De herkomst van de keileem wordt bepaald via determinatie van de in de leem aanwezige zwerfstenen. D.m.v. telling van 50 à 100 stenen grover dan 3 cm, worden de herkomstgebieden bepaald. Voor Drenthe gelden de volgende herkomstgebieden: I. Zuidwest-Finland, Botnische Golf, Aland en Noord-Zweden vormen het Oost-Baltische gebied; II. Midden-Zweden en aangrenzende Oostzee vormen Midden-Balticum; III. Zuid-Zweden en aangrenzende Oostzee en Bornholm vormen Zuid-Balticum; IV. Zuidoost-Noorwegen.
Keileem wordt globaal ingedeeld in het Heerenveen-type met veel materiaal uit het Zuid-Balticum. Het komt voor westelijk van de lijn Roden-Assen. Het Assen-type komt voor in een meer dan 20 km brede strook van noordwest naar zuidoost lopend door Groningen en Drenthe, ten oosten van de lijn Roden-Assen. Dit type is rijk aan stenen van het bekende Rapakivitype uit het Oost Balticum. Het Emmentype ligt altijd boven het Assentype. Het wordt gekarakteriseerd door het ontbreken van vuursteen. Dan is er nog een Voorstgroep. Deze rode keileem is zeer rijk aan klei. Ze komt voornamelijk voor bij Groningen en Haren. Het is de enige kalkrijke keileem, van Oost-Baltische herkomst en bevat nagenoeg geen vuursteen. [Van Heuveln]