(Eemster 1805 - Hoogeveen 1891) Zoon van de bekende Meister Albert (Albert Hilberts Kok). Aanvankelijk landbouwer op de boerderij De Voshaar in Dwingeloo. Hij en zijn broer Frederik werden de eerste onderwijzers aan de vrije gereformeerde school in Dwingeloo.
Onder invloed van zijn broer Frederik en ds. Hendrik de Cock besloot hij om predikant te worden. Van 1842 tot 1846 diende hij de gemeente van Ruinerwold-Koekange. In 1843 werd hij door de provinciale synode aangesteld als 'onderwijzer' om predikanten op te leiden. Dat gebeurde in zijn woning in de Weerwillige Bergen (De Bergen) tussen Koekange en Ruinerwold (zie: Predikantenopleiding Berghuizen). In 1846 nam hij een beroep aan naar Hoogeveen en hij nam al zijn zeventien studenten mee daarheen.
Minstens 75 studenten zijn aan de 'academie' in Hoogeveen opgeleid. De opleiding in Hoogeveen werd een voorloper van de in 1854 gestichte Theologische Hogeschool (nu Theologische Universiteit) in Kampen. Wolter Kok bleef predikant in Hoogeveen tot zijn emeritaat in 1889. Al die jaren droeg hij het ambtsgewaad, een kostuum dat in de 18e eeuw gedragen werd door middengroepen in de burgerij. Het werd gezien als een kenmerk van zijn predikantschap. Hij was een verklaard tegenstander van de christelijke school en zag geen bezwaar in reizen op zondag. Hierdoor kwam hij vaak in conflict met zijn kerkenraad.