Lat.: Centaurea cyanus; ook: Blauwbloem, Roggebloem, Tremse, Tremske
Karakteristieke akkerplant met helderblauwe bloemen uit de familie van de Composieten.
In de 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw was de Korenbloem zeer algemeen in graanakkers, met name in winterroggeakkers. Roggeakkers waren in die tijd vaak blauw gekleurd van de bloem. Tegenwoordig is de Korenbloem nog maar zelden te vinden in graanakkers, onder meer door de zuivering van zaaizaad, het gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest, intensieve vruchtwisseling en de afname van het areaal graan. In speciale akkerreservaten komt de soort daarentegen wel algemeen voor, zoals rond Orvelte, bij Ansen, Havelte, Uffelte en Norg. Verder is de Korenbloem soms te vinden in bermen, greppels en braakliggende terreinen.
In de Veenkoloniën was de korenbloem vroeger al veel zeldzamer dan op de Drentse zandgronden. Tegenwoordig komt ze daar vrijwel niet meer voor. In zadenmengsels met wilde planten komt vaak korenbloem voor, maar dan vaak in afwijkende vormen en kleuren, zoals lichtblauw en roze. Zie ook: Akkerkruiden.