Codificatie van het Drentse gewoonterecht in 1412 door Frederik van Blankenheim, bisschop van Utrecht.
De bisschop had voor deze eerste schriftelijke vastlegging zowel mondelinge als schriftelijke informatie verzameld. De term 'landrecht' voor algemeen geldende, hoewel nog niet op schrift gestelde, rechtsregels was al in de 14e eeuw gangbaar. Het landrecht bevatte alleen bepalingen voor de verhouding tussen de Drenten en hun landsheer, de bisschop. Ze betroffen het strafrecht en strafrechtproces, de rechterlijke organisatie, speciaal het functioneren van de Etstoel, en bisschoppelijke belastingheffing. Het burgerlijk recht ontbrak geheel. Het recht van de Drenten om op elk niveau (buurschap, kerspel, dingspel, landschap) te vergaderen en besluiten te nemen, het algemene keurrecht, was de enige staatsrechterlijke bepaling die erin voorkomt.
Het landrecht werd in 1447, 1492 en 1500 door de Utrechtse bisschop gewijzigd en uitgebreid. Bovendien werd het steeds met jurisprudentie van de Etstoel aangevuld. De Drenten hadden een grotere zelfstandigheid en hun landrecht was veelomvattender en diepgaander dan elders het geval was. Hoewel de Drenten geen deel hebben gehad aan de bezegeling van het landrecht, is duidelijk dat zij grote invloed hebben gehad bij de samenstelling. Onder de regering van Filips II bleek er behoefte te bestaan aan de optekening van het geldende recht in de vele gebieden die van diens grote rijk deel uitmaakten. Van de Drentse rechtsregels en -gewoonten werd in 1557 een rapport opgesteld. Formeel is dit geen wetboek, maar het rapport laat wel zien hoe het landrecht en de vonnissen zich tot geldend recht hadden ontwikkeld.
Eenmaal deel uitmakend van de Republiek der Verenigde Nederlanden, zij het in een tweederangs positie, was Drenthe baas in eigen huis. De Staten waren soeverein en traden als wetgever op. Een eerste product was het landrecht van 1608, waarvan onduidelijk is of het nu gelding heeft gehad of niet. Zeker is dat wel van het landrecht van 1614. Dit nieuwe wetboek bleef een eeuw lang van kracht, zij het dat het nooit gedrukt werd. Vanzelfsprekend namen de Staten van Drenthe regelmatig besluiten die een aanvulling of wijziging van het landrecht betekenden. Meestal werden deze besluiten bekend gemaakt in plakkaten. Aan het begin van de 18e eeuw was er zoveel aangepast, dat het de Staten verstandig leek een nieuw landrecht uit te vaardigen. Dit landrecht van 1712 bleef tot de Napoleontische wetgeving van kracht, hoewel ook dit regelmatig werd geactualiseerd.
Het landrecht van 1614 is modern uitgegeven door J.E. Ennik, Het landrecht van Drenthe van 1614 (Meppel 1979), het landrecht van 1712 werd in 1713 als zelfstandige uitgave gedrukt te Groningen (bij Catharina Zandt) en in 1718 te Meppel (bij Jan Lensink).