(Zwolle 1750 - Nietap 1810) Politicus, vervener.
Studeerde filosofie en rechten te Franeker, vestigde zich daarna als advocaat in Overijssel. Legde zijn ambt als stadssecretaris van Steenwijk in 1783 neer omdat hij zich aan de zijde van de patriotten schaarde. De Lille profileerde zich daarna steeds radicaler als patriot: in 1785 was hij een van de oprichters van het vrijcorps Genootschap van Wapenhandel in Steenwijk, in 1786 werd hij hiervan commandant. Aan zijn politieke activiteiten kwam een einde door de Pruisische inval van 1787.
Maatschappelijk ging het hem echter voor de wind. In 1786 huwde hij de douarière Sloet, geboren Van Dedem tot den Gelder. Het paar vestigde zich op het herenhuis Ter Heyl in Nietap. De Lille richtte zich vanuit zijn nieuwe domicilie voornamelijk op de ontginning van de veencomplexen die bij het huis hoorden, in samenwerking met de heren van Nienoord. In 1797 was hij met een geschat vermogen van 340.000 gulden de hoogstaangeslagene van Drenthe. Met de wederinstelling van de Etstoel in 1802 kreeg De Lille weer een politieke functie als raadsheer. Daarnaast was hij als gewaardeerd landbouwdeskundige annex grootgrondbezitter lid van de in 1805 ingestelde Commissies voor den Landbouw.