Na de Franse periode (zie: Lodewijkstijlen) opkomende bouwstijl die opnieuw teruggrijpt op de klassieke oudheid (zie: Classicisme) maar dit op een wat zware wijze interpreteert.
Drentse voorbeelden zijn: Paleis van Justitie en Huis van Bewaring te Assen en de vele kerken die in de 19e eeuw werden gebouwd of verbouwd (zie: Kerkbouw). Deze bouwgolf werd mede veroorzaakt door de gelijkstelling van godsdiensten en een subsidieregeling voor kerkenbouw (bij Koninklijk Besluit van 1824). Voor toekenning had men goedkeuring nodig van het ministerie van Waterstaat. De bouwheren van dit ministerie behielpen zich van de neoclassicistische vormentaal en zodoende mag aangenomen worden dat aanvragers van subsidie zich hieraan conformeerden. Enkele voorbeelden zijn de hervormde kerk van Dalen, de Jozefkerk te Assen en de hervormde kerk van Gasselternijveen.
Ook in de woonhuisarchitectuur komt deze stijl veelvuldig voor. Kenmerkend zijn Hoofdstraat 22 (1831) (gemeentehuis) te Meppel, het zogenaamde Witte Huis (1821-1823) aan de Vaart Noordzijde te Assen en vVennebroek (1848) te Paterswolde.