Maandblad van de stichting Saxo-Frisia. Verscheen voor het eerst in oktober 1941.
Het tijdschrift was populair van opzet en bestemd voor een breed publiek; de leiding was in handen van J.M.N. Kapteyn, hoogleraar Oud-Germaans, Duits en Oud-Fries aan de Rijksuniversiteit Groningen. In redactionele artikelen liet hij er geen twijfel over bestaan dat hij pro-Duits was. Deze nieuwe periodiek werd geen succes. Zij verscheen in een oplage van 1700, maar het aantal abonnees kwam in het eerste jaar nauwelijks boven de 300.
De meeste artikelen in dit blad gingen over folklore, regionale geschiedenis, lokale monumenten en streektaal. Het is te merken dat het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten zeer welwillend ten opzichte van het maandblad stond: de nummers hebben bijna altijd een omvang van 32 pagina's, het papier is van uitstekende kwaliteit en de illustraties zijn met kwistige hand verspreid. In de artikelen is dikwijls sprake van de stamverwantschap tussen de bewoners van Noord-Nederland en van een dito relatie van dezen met de oosterburen.
Het tijdschrift verscheen voor het laatst in juli 1944; de derde jaargang had tot dan toe van een kwakkelend bestaan blijk gegeven. Feldmeyer, voorman van de Germaansche SS, had in maart van dat jaar nog plannen gehad om Het Noorder Land te laten samensmelten met It Fryske Folk, het Friestalige orgaan van de Fryske Rie fen Saxo-Frisia. De Drentse medewerkers van Het Noorder Land waren J.H. Holm, J.J. Uilenberg, Tom Vos, H. Bos, H.T. Buiskool, J. de Jong-Smith, H. Moed, A. Koers en P. Luning. Op grond van hun bijdragen kunnen bijna allen beschouwd worden als hobbyisten in het folkloristische genre.