Begrip
Odoorner baksel
Verzamelnaam voor de aardewerken voorwerpen die rond 1900 in groten getale in de omgeving van Odoorn werden 'opgegraven'. In werkelijkheid gaat het om vervalste oudheden, voorwerpen die kort voor de 'opgraving' door de makers in de grond waren begraven. Hoofdpersonen in deze vervalsingsaffaire waren de gebroeders Arends en Wiert Egberts. Vanaf begin 1899 vond een grote stroom 'vondsten' uit Odoorn zijn weg naar musea in Assen, Leeuwarden en Leiden. Naast stenen bijlen betrof het potjes en aardewerken beeldjes van o.a. dieren. Ze werden in verband gebracht met de legendarische stad Hunsow. De vondsten waren zo sensationeel dat zelfs de krant er melding van maakte. Een van de beschrijvingen luidde: 'Eenige laten zich gevoeglijk tot een volledig servies vereenigen, met trekpot, komfoor, suikerpot, twee kopjes en een kwispedoor'. Al in mei 1899 rezen er twijfels over de authenticiteit van de voorwerpen. In datzelfde jaar kwam directeur Pleyte van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden tot de conclusie dat het falsificaten betrof. In Assen bleef men echter toch nog geloven in de authenticiteit. In de tweede helft van 1901 kwam (voormalig) bestuurslid van het Drents Museum S. Gratama met een gefundeerd en vernietigend oordeel over de stukken, wat voor een kentering zorgde. In 1902 erkende J.R. Arends dat veel bijlen en urnen nagemaakt waren. De modellen waren onwetend geleverd door C.G.J.A. van Genderen Stort, lid van de Commissie van Bestuur van het Drents Museum, die de vervalsers tekeningen van urnen had laten zien. In het begin van 1916 werd een groot deel van de Asser stukken vernietigd.
Literatuur
- Lit.: G. de Leeuw, 'De Drentse nabootsers van archeologica rond 1900', Palaeohistoria 21 (1979)
- L.B.M. Verhart, List en bedrog (Utrecht 1995).