Buurtschap aan het gelijknamig stratenpatroon in de gemeente Tynaarlo (tot 1998 Eelde, tot 1 december 1999 Zuidlaren) ten zuidoosten van Eelde-Paterswolde tegenover Groningen Airport Eelde. De bebouwing wordt gedomineerd door de havezate Oosterbroek met er tegenover het huis Hoog Hullen (1870; sanatorium sinds 1891).
De betekenis van de naam is: het oostelijk gelegen broek (= moerassig land met bos). De Franse kaart (1811-13) vermeldt Oosterbrek, waarschijnlijk een verschrijving.
Beperkt het huidige Oosterbroek zich tot het havezateterrein, lange tijd werd tot het gebied van de nederzetting ook alle bebouwing ten oosten van de Zuidesch van Eelde (met school sinds 1905) gerekend (HAD). Het gebied ademt nog steeds de sfeer van de oude havezate, thans Borgstee (1400-1830), met nog één van de twee sterrenbossen en de twee oprijlanen resp. afritten richting Eelde naar kerk (kom van het oude dorp) en molen (Zuideinde; Molenweg). Niet officieel heten deze Kerklaan (noorden) en Molenlaan (zuiden), verbonden door de Dwarslaan tussen Hoog Hullen en het nieuwere gebouw Oosterbroek (1830-1922), na een brand het huidige pand (1924-heden). Van het oudste gebouw is weinig bekend, meer van de families, die er woonden: Horenkens, T(h)er Borch, Van Welvelde, Burmania en Modderman; zij bezaten het collatierecht van de kerk van Eelde. Het tweede pand was bezit van de notarisfamilie (Rengers) Hora Siccama, het derde o.a. van de burgemeestersfamilie Timmerman. In de jaren '30 van de 20e eeuw was het pand een jeugdherberg; in 1977 werd het verkocht aan de voorgangster van de Dr. Kuno van Dijkstichtingstichting, de Stichting Nieuw Hoog Hullen.
In WO II moesten havezate Oosterbroek en Hoog Hullen aan de bezetter worden afgestaan. Oosterbroek werd een legerplaats voor Fliegerhorst Eelde. Enkele van de toen gebouwde barakken doen nog steeds dienst binnen het revalidatiecentrum. Na de oorlog was het geheel tot 1948 een Nederlandse legerplaats. [Schaafsma]