Begrip

Openbaar onderwijs

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Minderhoud

Onderwijs aan scholen die opgericht zijn door het Rijk of de gemeente.

Het openbaar onderwijs kreeg in 1801 door de onderwijswet van Van der Palm voor het eerst vorm en inhoud. De wet diende als basis voor die van Van der Ende, die op 3 april 1806 van kracht werd en die door de latere koning Willem I op 20 maart 1814 als 'de grondslag der Nederlandsche Schoolinrichting' werd bestempeld. Het openbaar onderwijs werd nu algemeen geldend voor het gehele land; bijzonder onderwijs zou slechts met toestemming van landschaps- of gemeentebestuur tot stand kunnen komen.

Ten aanzien van het godsdienstig onderwijs op de openbare scholen werd het volgende bepaald: 'Ter bevordering van Godsdienst, als een vaste steun van den Staat en ter uitbreiding van kennis is het openbaar onderwijs op de hooge, middelbare en lage scholen een aanhoudend voorwerp van zorg der Regering'. In het algemeen kwam de toepassing van deze bepaling erop neer, dat de godsdienstige vorming beperkt was tot het zingen van algemeen geaccepteerde min of meer religieuze liederen en het voordragen of lezen van moraliserende gedichten of stukken proza. Alleen zo zou de openbare school acceptabel zijn voor protestanten, rooms-katholieken en joden en dus voor het gehele volk.

In Drenthe waren de predikanten van de allesoverheersende Hervormde Kerk met in hun kielzog de plaatselijke departementen van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen onverkort voorstanders van de openbare school. Toen dan ook na de Afscheiding van 1834 de Chr. Afgescheidenen pogingen tot het oprichten van eigen schooltjes ondernamen, wisten zij dit met behulp van de sterke arm van de autoriteiten te voorkomen. Pas na de invoering van de grondwet van 1848, die het bijzonder onderwijs de vrijheid gaf, stichtte men ook in Drenthe bijzondere scholen.

Omdat alle kosten door ouders en sympathisanten gedragen moesten worden, bleef hun aantal zeer beperkt. Het openbaar onderwijs was dus in hoge mate overheersend en dat vond mede zijn oorzaak in het feit, dat de Drentse schoolmeesters tevens kosters en steunpilaren van de kerk waren. Bovendien kreeg het in de in 1866 opgerichte 'Vereeniging voor Volksonderwijs' een niet geringe pleitbezorger. Overal in de provincie werden plaatselijke afdelingen opgericht, die in strijdbaarheid vaak niet onderdeden voor de aanhangers van bijzonder onderwijs.

Vooral na de gelijkstelling van het bijzonder met het openbaar onderwijs in 1920 nam het aantal christelijke en rooms-katholieke scholen sterk toe. Toch vormden zij nooit een meerderheid, omdat in het overwegend vrijzinnig-hervormde en randkerkelijke Drenthe het openbaar onderwijs voor alle gezindten als een groot goed werd ervaren. Een leuze als 'Onverdeeld naar de openbare school', deed het altijd goed. Toen na WO II de ontkerkelijking toenam, had dit niet zoveel gevolgen voor het bijzonder onderwijs. Men kiest steeds meer ongeacht de identiteit de school in de directe omgeving of de school, die goed bekend staat. Overigens zijn er nog steeds dorpen in Drenthe, waar het bijzonder onderwijs nooit een voet aan de grond kreeg en waar men dus nog steeds onverdeeld naar de openbare school gaat. Het omgekeerde, plaatsen met alleen een school voor bijzonder onderwijs, komt ook voor. [Minderhoud]