(Harderwijk 1805 - Assen 1859) Van 1845 tot 1859 predikant van de Grote Kerk in Assen.
Hij stond als predikant eerst in Zuilen (1835) en Monnikendam (1839). In 1826 verscheen van hem een antwoord op de prijsvraag Grammatice et critice explicetur Elegia Davidis in Saulum et Jonathanem, die door de theologische faculteit in Groningen met goud werd bekroond. Op 23 april 1848 sloot hij in een gedachtenisdienst het eeuwenoude gebruik van de Abdijkerk af. Hij is vooral bekend geworden door zijn uitgebreide studie: De Oude Kerk te Assen eene voormalige kloosterkerk, beschouwd in betrekking tot de plaatselijke gemeente en de Hervorming in Drenthe (1849).