Armoedig bouwsel, meestal op het veen. Deze uit hout en plaggen gebouwde woongelegenheid staat tevens symbool voor grote armoede.
Plaggenhutten worden meestal geassocieerd met de veengebieden in Zuidoost-Drenthe, waar ze zelfs vlak na WO II nog te vinden waren. Ze kwamen in de 19e en eerste helft van de 20e eeuw echter ook elders in Nederland voor.
Het bouwsel bestond meestal uit houten planken, waarvan de kieren met allerlei materialen werden dicht-gestopt. Het dak werd gefabriceerd van afgestoken plaggen. Meestal bestond de binnenruimte uit slechts één kamer waar het hele gezin leefde en sliep. Soms diende de ruimte ook als stal voor de geit. De hut werd verwarmd door een open (turf)vuur, waarbij een gat in het plafond dienst deed als schoorsteen. De hutten konden makkelijk afgebroken worden en elders weer opgebouwd. De hygiënische omstandigheden lieten ernstig te wensen over.
In de jaren '70 van de 20e eeuw werd een plaggenhut in het veenpark Barger-Compascuum nagebouwd op tweederde van de ware grootte. Deze is bedoeld om de jeugd een indruk te geven van de barre levensomstandigheden in de venen. Rond de laatste millenniumwisseling werden gereconstrueerde plaggenhutten echter ook als vakantieverblijf aangeboden, hetgeen paste in de toentertijd populaire toeristische arrangementen als survivaltochten en 'back to basic'-vakanties.