Lat.: Anser fabalis
Doortrekker en wintergast in vrij groot tot groot aantal in alle delen van Drenthe. Op pleisterplaatsen in Noord- en Zuidwest-Drenthe worden beide ondersoorten (de taiga- en de toendravorm) waargenomen, elders in Drenthe meestal alleen rietganzen van de taigavorm, wat voor Nederland uitzonderlijk is. De rietganzen fourageren zowel op open als op besloten gelegen gras- en bouwlanden en hebben voorkeur voor akkers met oogstresten van aardappelen, suikerbieten en maïs. De ganzen overnachten op het water of op het ijs in vennen, hoogveengebieden, meren en vloeivelden.
De grootste aantallen (tot 15.000 exemplaren gemiddeld) worden waargenomen tussen half januari en begin maart, met name in het Hunzedal en de Veenkoloniën en in het westen van de provincie van het Leekstermeer tot in het Dwingelderveld. Bij strenge winters neemt het aantal sterk toe (tot 60.000 exemplaren) vanuit oostelijker gelegen overwinteringsgebieden. Drenthe is dan ook een overwinteringsgebied van internationaal belang.