Voedselarme droge, vochtige of natte gronden met specifieke flora en fauna.
Tot in het begin van de 20e eeuw in het van origine voedselarme Drenthe in vele vormen algemeen voorkomend. Door algemene voedselverrijking, ontginning en veranderingen in waterhuishouding en waterkwaliteit zijn deze levensgemeenschappen uiterst zeldzaam geworden. Zij maken thans voor het merendeel deel uit van natuurreservaten. De natuurterreinbeherende organisaties trachten de diverse typen schraalland in stand te houden of door verschraling te herstellen. Voorbeelden van schraallanden zijn: blauwgrasland, hooiland, veenweiden en bovenveengrasland.