(Nordhorn 1813 - Sleen 1852) Predikant in Sleen van 1840 tot 1852.
Slachtoffer van zijn verzet tegen de Afscheiding in zijn gemeente. Hij toonde zich vijandig jegens de afgescheidenen, omdat hij bang was dat daardoor de dorpseenheid verloren zou gaan. In 1848 werd tegen hem met pamfletten een lastercampagne gevoerd, die leidden tot zijn schorsing. Dit was aanleiding tot een mislukte poging tot zelfmoord. Na onderzoek door het provinciaal kerkbestuur werd de schorsing opgeheven en de predikant gerehabiliteerd. In 1847/1848 vertrokken niet minder dan 59 afgescheiden leden van zijn gemeente met de zogenaamde Van Raaltetrek (zie: A.C. van Raalte) naar Michigan in Amerika. In 1852 sloeg hij opnieuw de hand aan zichzelf. 'De Scheiding was door zijn ziel heen gegaan, tot het laatst heeft hij gevochten voor de eenheid, zoals hij die zag', schreef zijn collega A.L. Lesturgeon in Oosterhesselen. Zijn weduwe Margaretha Lutgerdina Abbingh, afkomstig uit een boerenfamilie in Erm, overleden in 1859, legateerde belangrijke bedragen aan de kerken in Sleen, Dalen en Coevorden.