(Exloërveen 1913 - Dalen 1973) Schrijver.
Werkte bij de NS. Vertrok in 1941 naar Rotterdam. Daar werd hij bestuurslid van de Drentse vereniging Het Olde Laandschap (opgericht 3 oktober 1947). Voor het maandblad daarvan schreef hij vanaf 1952 - onder meer - gedichten, ondertekend met Hajes. Voor de regelmatig gehouden cabaretavonden schreef hij sketches en liedteksten. Ook speelde hij mee in de toneelclub. In 1961 schreef hij voor de vereniging het toneelstuk Mommeriete. Voorts schreef hij dialectgedichten en een dialectverhaal voor het Kerkkrantje van Odoorn; nu eens onder eigen naam, dan weer als 'Harm Holtkapper'. De derde schuilnaam die hij gebruikte was Faunus; daaronder schreef hij natuur- en dierenverhalen, die het duidelijkst blijk geven van zijn talent. Hij noemde zichzelf een nazaat van roemruchte jagers en stropers. Van zijn grootvader had hij meeste geleerd; met hem had hij, vaak bij nacht en ontij, door veld en bos gezworven. Uit zijn verhalen blijkt, dat hij het dierenleven begreep en aanvoelde. De dierenverhalen, die vanaf 1962 in Oeze Volk stonden, werden in 1970 gebundeld onder de titel Achter de boswal. Drentse dierenverhalen.Genoemd dialectblad nam ook gedichten en het vervolgverhaal De zesde wereld (rond 1970) van Stevens op. Volgens de mode dier dagen spelde men zijn oudste pseudoniem als 'hajes'.