Ook: strubbel, strubbenbos, strobben, strobbebos
Typerende verschijningsvorm van eiken en eikenbosjes in het esdorpenlandschap: knoestige, gedrongen, uit één stobbe gegroeide stammen. Ontstaan uit eikenhakhout, dat gelegen was op de grens van akkers en achterliggende heidevelden. Dit hakhout moest de schapen van de akkers weren, maar werd wel door de schapen begraasd. Het voortdurend afknabbelen van eikentwijgen maakte uitgroei tot opgaande bomen onmogelijk en resulteerde in kwarrige struikvormige exemplaren, de strubben. Het hout werd voor allerlei doeleinden gebruikt waarbij handig gebruikt werd gemaakt van de natuurlijke krommingen. Daarnaast gebruikten bakkers het hout voor hun ovens. Strubbenbos is op veel plaatsen nabij esdorpen nog herkenbaar vooral aan de - voormalige - heidezijde van het hakhoutbos. Bekende strubben liggen bij Zeijen en Schoonloo. In één geval is het zelfs eigennaam geworden: de Strubben-Kniphorstbos bij Anloo. In Anloo ook het gezegde 'hij is de strubben injagd', d.w.z.: hij is gehard.