(Soest 1806 - Assen 1888) Predikant en dichter.

Studeerde theologie in Leiden, waar hij in 1829 promoveerde tot doctor in de godgeleerdheid. In 1837 werd hij predikant te Assen, naast G. Benthem Reddingius. Tatum Zubli stond bekend als bijbels-orthodox. Toen na enige jaren dominee Henricus Lunsingh Meyer als nieuwe predikant werd aangesteld, bleek dat deze de moderne richting was toegedaan. Na 1860 kregen de modernen de overhand in de kerkenraad. Dit had tot gevolg dat Tatum Zubli het ene conflict na het andere kreeg of veroorzaakte. Later ging zijn hoge leeftijd hem parten spelen. In 1886 vroeg hij zijn emeritaat aan en op 29 april van dat jaar nam hij afscheid van de kerkenraad.

Tatum Zubli ging zich op het dichten toeleggen. Als beginnend dichter correspondeerde hij met Isaäc da Costa (1798-1860). Zijn gedichten gingen naar diverse almanakken en jaarboekjes. In 1855 verscheen Het Stads-Bosch te Assen, dat werd uitgegeven 'ten voordeele der armen'. Hij was erelid van de Asser rederijkerskamer Eloquentiae Sacrum. Tatum Zubli schreef ook over de godsdienst. In 1879 werd zijn preek Gedachtenis der Unie van Utrecht uitgegeven. Een preek die hij ter gelegenheid van zijn vijftigjarig jubileum als predikant hield, werd als Gedachtenis van vijftigjarige evangeliebediening bij Van Gorcum gedrukt.