Kleine, door mensenhanden opgeworpen woonheuvel in drassig veengebied.
De meeste veenterpen liggen ten noorden van Roden, Peize en Eelde. Bij een kartering in 1967 bleek dat daar tenminste tweehonderd terpjes voorkomen, deels in clusters, deels verspreid in het landschap. Kleine terpjes hebben een diameter van 10 à 15 m en zijn ca. 0,3 à 0,4 m hoog, de grotere kunnen wel 30 à 40 m zijn bij een hoogte van maximaal 1 m.
Op de terpen stonden huizen, waarvan de wanden veelal uit een stapeling van veenplaggen bestonden. Behalve een waterput zijn de erven, die door sloten omgeven werden, verder leeg. De veenterpen kenmerken zich door extreem grote hoeveelheden aardewerk waaronder nogal wat uitzonderlijke vormen. Vooral op basis van het voorkomen van kleine stampertjes, dikwandige komforen en exceptioneel grote kogelpotten is geconcludeerd dat op de terpjes kleine bierbrouwerijtjes moeten hebben gefunctioneerd. De periode waarin dat gebeurde, de 12e en vooral de 13e eeuw, past in de ontwikkeling van het thuisbrouwen naar het echte ambachtelijke brouwen met steeds groter wordende brouwapparatuur.
Na de 13e eeuw is het laaggelegen gebied van de veenterpjes alleen nog als weidegebied gebruikt.