Wanneer in een natuurgebied over een heel jaar gezien een te lage grondwaterstand voorkomt zal dat negatieve gevolgen hebben voor de natuur. Er is dan sprake van verdroging. Soms wordt het watertekort aangevuld met water van buiten het gebied. Dit gebiedsvreemde water heeft echter meestal een andere samenstelling, waardoor de kwantitatieve compensatie het probleem vaak eerder verergert dan oplost. Ook de negatieve gevolgen van waterinlaat vallen onder de noemer verdroging.
Belangrijke oorzaken van verdroging zijn het diep ontwateren van landbouwgebieden en het kanaliseren van beken. Daardoor kan oppervlaktewater onvoldoende inzijgen, wordt de bovenlaag van de grond droger en kan kwelwater de oppervlakte niet bereiken. Ook het gebruik van grondwater voor drinkwaterproductie en beregening verlaagt de stand van het grondwater en de kweldruk.
De oppervlakte verdroogd gebied in Drenthe bedroeg in 2000 32.000 ha. Verdroogde gebieden liggen verspreid over de provincie. De provinciale doelstelling is de oppervlakte verdroogd gebied in 2010 met 40 % te hebben verminderd. Eén van de instrumenten daartoe is de beperking van de grondwaterwinning, die in de tweede helft van de jaren '90 rond de 70 miljoen m3 per jaar lag. Bijna 10 miljoen m3 daarvan betreffen industriële onttrekkingen. Sinds 1997 vertoont de totale hoeveelheid gewonnen grondwater een lichte daling.
Verdrogingsbestrijding krijgt prioriteit in zeven gebieden: Noordenveld, Drentsche Aa, Vledder- en Wapserveense Aa, Dwingelderveld, Bargerveen, Mars en Westerstroom en Reest. Om het verdrogingsprobleem voor het publiek zichtbaar te maken hebben de Drentse waterschappen in samenwerking met de Milieufederatie Drenthe twaalf educatieve grondwatermeters geplaatst in natuurgebieden. De meters geven de actuele en de gewenste stand van het grondwater weer en informeren het publiek over de relatie tussen grondwaterstand en natuur.