Doortrekking van de Hoogeveensche Vaart tot in de venen van Noord- en Zuidbarge, waarvoor in 1850 concessie werd verleend aan Jhr. A.W. van Holthe tot Echten e.a.. Hij droeg deze concessie over aan de N.V. Drentsche Kanaal Maatschappij (DKM).
Voor het eerste pand is gebruik gemaakt van een reeds aanwezige vaart, het Noordse Opgaande. In 1862 was men gevorderd tot de Zijtak te Nieuw-Amsterdam. Pas in 1867 is het kanaal - zij het eerst nog als hulpkanaal - aangelegd tot aan de latere Ericase brug. Als gevolg van geschillen over het verdere tracé van het kanaal kwam de verbinding met het Süd-Nord-Kanal pas eind 19e eeuw tot stand. De Verlengde Hoogeveensche Vaart ten oosten van Erica wordt ook wel Van Echtenskanaal genoemd, omdat dit gedeelte werd uitgevoerd door de N.V. Nieuw-Echtens Veen Compagnie, die de concessie daarvoor had overgenomen van de DKM. Het kanaal heeft nog een functie als vaarweg, maar op De Zijtak alleen nog voor de recreatievaart.