Activiteiten van volwassenen, plaatsvindend in georganiseerd verband en gericht op educatieve doelen.
Vanaf 1960 maakte de overheid volwasseneneducatie tot haar actieve beleidsterrein. Er zijn in die tijd internationale conferenties over 'education permanente' geweest. Hierdoor kreeg educatie aan volwassenen meer politieke aandacht. De economische en technologische ontwikkelingen na WO II maakten een herbezinning op arbeid noodzakelijk. Sneller verouderende kennis en de tendens tot meer deelname aan het arbeidsproces door vrouwen vroegen om herbezinning. Hierbij was de emancipatie van vrouwen een steeds belangrijkere factor (zie ook: Vrouwenvakschool).
Educatie vindt haar vroege wortels in de leermogelijkheden aan volwassenen, die voortkwamen uit particulier initiatief, zoals cursussen van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (vanaf 1784), de avondscholen (vanaf 1871) en het schriftelijk onderwijs (vanaf 1890). In de 20e eeuw boden kerken, vakbonden, politieke partijen, bedrijven en standsorganisaties mogelijkheden tot scholing. Volksuniversiteiten, volkshogescholen en vormingswerk voor jong volwassenen kwamen uit deze initiatieven voort.
In Drenthe stichtte het Drents Landbouw Genootschap landbouw- en huishoudscholen (landbouwwinterscholen). Deze verzorgden daarnaast praktijkgerichte cursussen en trainingen, die aansloten bij de scholingswens van leden. Later hebben provinciale welzijnsinstellingen als Opbouw Drenthe en de Raad voor Jeugdaangelegenheden bijdragen geleverd aan onderwijsstimulering, alfabetisering en scholingsactiviteiten voor culturele minderheden.